Wanneer koper en verkoper in verschillende verdragsluitende landen gevestigd zijn is het Weens Koopverdrag van toepassing (het verdrag van de Verenigde Naties van 11 april 1980 inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken). Partijen kunnen evenwel de toepassing van het Weens koopverdrag uitsluiten.
Het Weens Koopverdrag regelt uitsluitend de totstandkoming van koopovereenkomsten en de rechten en verplichtingen van verkoper en koper voortvloeiend uit een zodanige overeenkomst regelt. Het verdrag heeft i geen betrekking op (o.m.) de geldigheid van de overeenkomst of van de daarin vervatte bedingen, dan wel de bindende kracht van gewoonten.
De geldigheid van een exoneratiebeding (beding «geen garantie») wordt geregeld door de toepasselijke lex contractus.
art. 4.1 van de Verordening Rome I stelt dat de overeenkomst voor de verkoop van roerende zaken beheerst wordt door het recht van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft..
Echter kan op grond van art. 4.3 van Verordening nr. 593/2008, geoordeeld dat uit de omstandigheden kan blijken dat de overeenkomst een kennelijke nauwere band heeft met een ander land dan het in het eerste of het tweede lid bedoelde land en daarom dat recht van dat andere land van toe te passen.
art. 6 van het Weens Koopverdrag bepaalt bepaalt: «De partijen kunnen de toepassing van dit verdrag uitsluiten of, onverminderd het bij art. 2 bepaalde, afwijken van elk van de bepalingen hiervan, dan wel het gevolg daarvan wijzigen.»
Het staat partijen weliswaar vrij om op grond van art. 6 van het Weens Koopverdrag in een overeenkomst aansprakelijkheidsbeperkingen op te nemen, maar de geldigheid van deze bedingen wordt niet geregeld door het Weens Koopverdrag maar wel door de
lex contractus.
Krachtens art. 1643 BW kan de koper zich enkel geldig bevrijden van zijn vrijwaringsplicht voor verborgen gebreken indien hij deze gebreken niet heeft gekend. Voor de gebreken die de verkoper kende of behoorde te kennen kan de verkoper zich niet exonereren. Op de gespecialiseerde verkoper en de fabrikant rust een vermoeden van kennis van het gebrek, wat een vermoeden van kwade trouw inhoudt. Op deze verkoper rust een resultaatsverbintenis om een zaak zonder gebreken te leveren en alle maatregelen te nemen om mogelijke gebreken op te sporen. Het is bijgevolg de verkoper die moet bewijzen dat hij te goeder trouw is of in het bijzonder dient hij zijn onoverwinnelijke onwetendheid of de onnaspeurbare aard van het gebrek te bewijzen. Het vermoeden van kwade trouw wordt ook doorgetrokken naar de mogelijkheid tot exoneratie (art. 1643 BW), waar ook het criterium van de gespecialiseerde verkoper geldt.
Wanneer de geleverde koopwaar niet beantwoordt aan de overeenkomst in de zin van art. 35 van het Weens Koopverdrag is op grond van art. 36 van het Weens Koopverdrag de verkoper aansprakelijk voor de gebreken aan de geleverde koopwaar.
Art. 35, eerste lid van het Weens Koopverdrag legt aan de verkoper de verplichting op de zaken af te leveren waarvan de hoeveelheid, de kwaliteit en de omschrijving voldoen aan de in de overeenkomst gestelde eisen en die zijn verpakt in de in de overeenkomst vereist wijze. Het tweede van art. 35 bepaalt voorts dat, tenzij partijen anders zijn overeengekomen, de zaken slechts dan aan de overeenkomst beantwoorden indien zij a) geschikt zijn voor de doeleinden waarvoor zaken van dezelfde omschrijving gewoonlijk zouden worden gebruikt (...).
De sanctie is opgenomen in art. 36, eerste en tweede lid, van het Weens Koopverdrag, die als volgt luiden:
«Art. 36.1): De verkoper is in overeenstemming met de overeenkomst en dit verdrag aansprakelijk indien de zaken niet aan de overeenkomst beantwoorden op het tijdstip waarop het risico op de koper overgaat ook al blijkt zulks eerst erna.
«Art. 36.2): De verkoper is tevens aansprakelijk voor elk niet beantwoorden van de zaken aan de overeenkomst hetwelk optreedt na het in voorgaande lid genoemde tijdstip en te wijten is aan een tekortkoming in de nakoming van één van zijn verplichtingen, waaronder begrepen een garantie dat de zaken gedurende een bepaalde tijd geschikt zullen blijven voor het doel waarvoor zij normaal bestemd zijn of voor enigerlei bijzonder doel, dan wel nader aangegeven hoedanigheden of kenmerken zullen behouden.»