Het fundamentele recht om te huwen zoals verwoord in artikel 12 EVRM is geen absoluut recht is en deze bepaling enkel beoogt het werkelijke huwelijk te beschermen, doch niet het geveinsde huwelijk dat louter wordt aangegaan om andere wetgeving te omzeilen.
De bewuste aanwending van een rechtsinstituut dat tot de openbare orde en de grondslagen van onze samenleving behoort, voor een heel ander doel dan waarvoor het is ingesteld, maakt een inbreuk vormt op de openbare orde.
Voor het tot stand komen van een geldig huwelijk is vereist dat de toestemming van beide huwelijkskandidaten waarachtig is;
De rechtbank, respectievelijk het Hof dient de ware intentie van geïntimeerden na te gaan teneinde te bepalen of het voorgenomen huwelijk strekt tot het vormen van een ware en bestendige levensgemeenschap tussen de kandidaat huwenden, dan wel of het de facto van zijn normale doel wordt afgewend.
Gelet op de vrijheid van huwelijkssluiting, mag er in beginsel van mag worden uitgegaan dat een door twee personen voorgenomen huwelijk beantwoordt aan de normale intentie van het huwelijk, namelijk van het vormen van een bestendige levensgemeenschap met elkaar;
Indien de ambtenaar van de burgerlijke stand beslist om de voltrekking van het huwelijk te weigeren, dient dit te gebeuren op grond van een geheel van omstandigheden die met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aangeven dat het huwelijk door minstens een van beide kandidaat-huwenden wordt afgewend van zijn normale doel;
Het is evenwel niet omdat bepaalde feiten en omstandigheden, afzonderlijk beschouwd, niet tot het bestaan van een schijnhuwelijk zouden kunnen doen besluiten, dat zij in hun geheel genomen in het licht van de concrete situatie niet zouden kunnen volstaan om aan te nemen dat het voorgenomen huwelijk in hoofde van één of zelfs van beide huwelijkskandidaten niet er op gericht is een duurzame levensgemeenschap tot stand te brengen.
De rechter oefent geen administratief toezicht uit op de weigeringsbeslissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Zijn beoordeling is niet beperkt tot een controle op de wettigheid van deze weigeringsbeslissing. De rechter oefent integendeel zijn rechtsmacht over die beslissing volledig volledig uit.
De rechter dient deze beslissing tot weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand niet uitsluitend te beoordelen in functie van de gegevens zoals die op het ogenblik van de weigering voor de ambtenaar van de burgerlijke stand werden voorgebracht. De rechter kan en moet integendeel ook rekening houden met de hem op regelmatige wijze voorgelegde gegevens die dateren van na deze weigeringsbeslissing of die pas na deze weigeringsbeslissing bekend werden of zijn komen vast te staan.
Dit betekent dat zowel de ambtenaar van de burgerlijke stand als de kandidaat-huwenden voor de rechter feitelijke elementen kunnen aanbrengen die dateren van na de datum waarop de weigeringsbeslissing genomen werd.
Overeenkomstig artikel 16 7, tweede lid B.W. kan de ambtenaar van de burgerlijke stand de voltrekking van het huwelijk kan uitstellen gedurende twee maanden te rekenen vanaf de door de kandidaat-huwenden vooropgestelde huwelijksdatum.
De procureur des Konings deze termijn nogmaals kan verlengen met drie maanden, waardoor de totale maximale termijn van uitstel op vijf maanden komt, te rekenen vanaf de door de kandidaat-huwenden vooropgestelde huwelijksdatum.
Artikel 16 7, derde lid B. W. bepaalt dat indien de ambtenaar van de burgerlijke stand binnen deze termijnen van uitstel nog geen definitieve beslissing heeft genomen, hij onverwijld het huwelijk dient te voltrekken, en dit ook al zou hij van oordeel zijn dat het om een schijnhuwelijk gaat;
De verlengde termijn van 5 maanden dient berekend vanaf de voorgenomen huwelijksdatum (de dies a quo wordt niet meegeteld).
Artikel 167, derde lid B.W. spreekt uitdrukkelijk over het nemen van een definitieve beslissing en niet over het ter kennis brengen van de definitieve beslissing;
Artikel 167, vierde lid B.W. bepaalt dat de weigeringsbeslissing door de ambtenaar van de burgerlijke stand "zonder verwijl", dat wil zeggen zonder uitstel, aan de kandidaat-huwenden ter kennis gebracht moet worden, en niet dat deze weigeringsbeslissing de dag zelf waarop zij genomen wordt, ter kennis gebracht zou moeten worden;