Artikel 44 Werkloosheidsbesluit bepaalt dat om uitkeringen te kunnen genieten, de werkloze zonder arbeid en zonder loon moet zijn wegens omstandigheden onafhankelijk van zijn wil.
Krachtens artikel 45, eerste lid, Werkloosheidsbesluit wordt voor de toepassing van artikel 44 als arbeid beschouwd: 1° de activiteit verricht voor zichzelf die ingeschakeld kan worden in het economische ruilverkeer van goederen en diensten en die niet beperkt is tot het gewone beheer van het eigen bezit; 2° de activiteit verricht voor een derde, waarvoor de werknemer enig loon of materieel voordeel ontvangt dat tot zijn levensonderhoud of dat van zijn gezin kan bijdragen.
Met toepassing van artikel 48bis Werkloosheidsbesluit kan, in afwijking van artikel 44, de werkloze die een artistieke activiteit verricht in de zin van artikel 27, 10°, die ingeschakeld is in het economisch ruilverkeer, of die inkomsten in de zin van artikel 130 ontvangt uit de uitoefening van een artistieke activiteit, onder bepaalde voorwaarden die hier niet aan de orde zijn, toch uitkeringen genieten.
Krachtens artikel 48bis, § 3, Werkloosheidsbesluit is artikel 130 van toepassing op het inkomen dat voortvloeit uit een artistieke activiteit in de zin van § 1.
Vóór de inwerkingtreding van artikel 48bis op 1 april 2014 bevatte artikel 74bis Werkloosheidsbesluit een vergelijkbare regeling.
Artikel 130, § 1, aanhef en 6°, Werkloosheidsbesluit, zoals hier van toepassing, bepaalt dat de werkloze die in de loop van het kalenderjaar inkomsten ontvangt voortvloeiend uit de uitoefening van een scheppende of een vertolkende artistieke activiteit, onder de toepassing valt van § 2.
Artikel 130, § 2, derde lid, Werkloosheidsbesluit, zoals van toepassing, bepaalt: «In het geval bedoeld in § 1, 6°, wordt rekening gehouden met alle inkomens die rechtstreeks of onrechtstreeks voortvloeien uit de uitoefening van een artistieke activiteit, met uitzondering van het inkomen uit een statutaire tewerkstelling of het inkomen of een gedeelte ervan uit een activiteit die onderworpen is aan de sociale zekerheid van de loontrekkenden, wanneer inhoudingen voor de sociale zekerheid, met inbegrip van de sector werkloosheid, werden verricht op dit inkomen of een deel ervan.»
Artikel 130, § 2, vijfde lid, Werkloosheidsbesluit, zoals hier van toepassing, bepaalt: «Het dagbedrag van het inkomen bedoeld in § 1 wordt bekomen door het netto jaarinkomen te delen door 312. Wanneer het nochtans een activiteit betreft die niet in loondienst wordt uitgeoefend, wordt rekening gehouden met het netto belastbaar jaarinkomen.»
Uit deze bepalingen volgt dat de voor de werkloosheidsuitkering in aanmerking te nemen inkomsten uit de artistieke activiteit berekend worden per kalenderjaar op basis van het jaarlijks netto-inkomen en bijgevolg dat de werkloosheidsuitkeringen die worden toegekend en uitbetaald aan een werkloze die aanspraak maakt op inkomsten uit een artistieke activiteit, steeds voorlopig worden toegekend en uitgekeerd.
Krachtens artikel 169, eerste lid, Werkloosheidsbesluit dient elke onrechtmatig ontvangen som te worden terugbetaald.
Krachtens artikel 169, tweede lid, eerste zin, wordt evenwel, de terugvordering beperkt tot de laatste honderdvijftig dagen van onverschuldigde toekenning wanneer de werkloze bewijst dat hij te goeder trouw uitkeringen ontvangen heeft waarop hij geen recht had.
Een uitkering die is toegekend en uitbetaald onder voorbehoud van herrekening met de nog in aanmerking te nemen inkomsten overeenkomstig artikel 130 Werkloosheidsbesluit heeft de werkloze niet onrechtmatig maar onder voorbehoud van herrekening ontvangen.
Hieruit volgt dat artikel 169 Werkloosheidsbesluit niet toepasselijk is op deze onder voorbehoud toegekende en uitbetaalde uitkeringen.