De wettelijke samenwoning is een perfect legale en niet te doorprikken techniek van successieplanning.
Het is een klassiek verhaal van (bepaalde) kinderen die
(1) het moeilijk kunnen vinden met de nieuwe levenspartner van een van hun ouders en
(2) in die context relatief weinig of nagenoeg geen contact onderhouden,
om ten tijde van de terminale ziekte en het overlijden van die ouder, op te duiken en (enigszins) dwars te liggen. aan successieplanning van een terminaal zieke persoon.
Krachtens art. 745octies, § 1, eerste lid BW verkrijgt de langstlevende wettelijk samenwonende, met welke erfgenamen hij ook tot de nalatenschap komt, het vruchtgebruik van het onroerend goed dat tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijke verblijfplaats diende en van het daarin aanwezige huisraad.
De duurtijd van de wettelijke samenwoning is irrelevant voor de toepassing van het bedoelde sui-generis-erfrecht ab intestato
De parlementaire voorbereiding van deze wetsbepaling leert dat het erfrecht door middel van voormelde bepaling qua voorwerp enigszins wordt afgestemd op de in art. 915bis, § 2, eerste lid BW bedoelde concrete reserve van de langstlevende echtgenoot. Weliswaar kunnen terminologische bedenkingen worden gemaakt.
Opdat art. 745octies, § 1, eerste lid BW toepassing kan vinden, is van belang
(1) dat er ten tijde van het overlijden een wettelijke samenwoning van kracht is en
(2) dat de gemeenschappelijke verblijfplaats (de hoofdwoning) zich geheel of gedeeltelijk in eigendom in de nalatenschap van de eerststervende wettelijk samenwonende partner bevindt.
In dat geval geldt, dat de langstlevende wettelijk samenwonende partner een recht van vruchtgebruik verkrijgt op de hoofdwoning met inboedel.