Bij de verkoop van bouwgrond waarop de koper appartementen wenst te plaatsen, gebeurt het vaak dat de koopprijs voor de grond niet in geld wordt bepaald, maar onder de vorm va een ruiltransaktie, waarbij de verkoper van de grond in ruil voor het terbeschikking stellen van de grond voor de bouw van meerdere appartementen een appartement in de bouw bekomt.
Een "intentieverklaring" die de verbintenis omvat om aan de eigenaar van de grond-verkoper een appartement te verschaffen dat voor huisvesting is bestemd, impliceert de toepasbaarheid van de Wet Breyne, waarbij de verkopers zich aldus op deze overeenkomst beroepen om een aanspraak te laten gelden op de eigendomsoverdracht van een appartement in ruil voor de eigendomsoverdracht van de grond. Het gaat dan ook om "een overeenkomst tot eigendomsovergang van een te bouwen appartement" in de zin van voormeld artikel 1, eerste lid. van de woningbouwwet Breyne.
Het begrip "storting" in voormeld artikel 1, eerste lid, dient ruim geïnterpreteerd te worden, en heeft niet enkel betrekking op de betaling van een geldsom. Ook een meer complexe operatie, waarbij door de koper voordelen in natura worden verstrekt in ruil voor het verkrijgen van een nog te bouwen huis of appartement, dient als dergelijke "storting" te worden beschouwd.
De operatie waarbij een grondeigenaar aan een projectontwikkelaar een grond verkoopt en daarbij bedingt dat hij voor eenzelfde waarde als de verkoopprijs een appartement zal verkrijgen in het te realiseren project, bevat aldus een "storting" in de zin van voormeld artikel l , eerste lid, doordat wordt afgesproken dat de prijs van het appartement wordt verrekend met de aankoopprijs van de grond. De koper "betaalt" aldus reeds de prijs van het appartement nog voor het is opgericht.
De omstandigheid dat de overeenkomst de mogelijkheid zou open laten om de betaling van de prijs van het appartement slechts te laten plaatsvinden op het ogenblik van de voltooiing ervan, doet hieraan evenmin afbreuk.
"De niet-nakoming van de bepalingen van artikel 7, van artikel 12 of van de koninklijke besluiten genomen in uitvoering van deze artikelen, heeft de nietigheid van de overeenkomst ofwel de nietigheid van het met de wet strijdige beding tot gevolg.
De ene of de andere nietigheid kan naar keuze door de verkrijger of de opdrachtgever, in de zin van artikel 1, en alleen door hen, worden aangevoerd vóór het verlijden van de authentieke akte of, indien het een aannemingsovereenkomst betreft, vóór de voorlopige oplevering bedoeld in artikel 9."
Artikelen 7 en 12 van de wet zijn niet nageleefd wanneer er geen voltooiingswaarborg werd gesteld, er geen plannen en bestekken werden bijgevoegd, de aanvangsdatum van de werken niet bepaald werd, enzovoort.
Op grond van artikel 13, derde lid, van voormelde wet van 9 juli 1971 kan alsdan de nietigheid gevorderd van de overeenkomst, voorzover de authentieke akte die de eigendomsoverdracht van het appartement regelt nog niet werd verleden.
De vernietiging heeft tot gevolg dat de overeenkomst met terugwerkende kracht uit het rechtsverkeer verdwijnt. Hieruit volgt dat de BVBA N. op basis van die overeenkomst geen aanspraken kan laten gelden, zodat de hoofdeis ongegrond is.