J U S T E L     -     Geconsolideerde wetgeving
Einde Eerste woord Laatste woord Aanhef
Inhoudstafel
Einde Franstalige versie
 
belgiëlex . be     -     Kruispuntbank Wetgeving
ELI - Navigatie systeem via een Europese identificatiecode voor wetgeving

Titel
16 SEPTEMBER 1988. - Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, het Protocol nr. 1 betreffende enkele onderwerpen van bevoegdheid, wijze van procederen en tenuitvoerlegging, het Protocol nr. 2 betreffende de eenheid in de uitlegging van het Verdrag, het Protocol nr. 3 betreffende de toepassing van artikel 57, de drie Verklaringen, en de Slotakte, opgemaakt te Lugano op 16 september 1988.

Bron :
BUITENLANDSE ZAKEN.BUITENLANDSE HANDEL.ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Publicatie : 08-01-1998 nummer :   1988091650 bladzijde : 340
Dossiernummer : 1988-09-16/30
Inwerkingtreding / Uitwerking : 01-10-1997

Inhoudstafel Tekst Begin
TITEL I. - Toepassingsgebied.
Art. 1
TITEL II. - Bevoegdheid.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 2-4
Afdeling 2. - Bijzondere bevoegdheid.
Art. 5-6, 6bis
Afdeling 3. - Bevoegdheid in verzekeringszaken.
Art. 7-12, 12bis
Afdeling 4. - Bevoegdheid inzake door consumenten gesloten overeenkomsten.
Art. 13-15
Afdeling 5. - Exclusieve bevoegdheid.
Art. 16
Afdeling 6. - Door partijen aangewezen bevoegde rechter.
Art. 17-18
Afdeling 7. - Toetsing van de bevoegdheid en de ontvankelijkheid.
Art. 19-20
Afdeling 8. - Aanhangigheid en samenhang.
Art. 21-23
Afdeling 9. - Voorlopige maatregelen en maatregelen tot bewaring van recht.
Art. 24
TITEL III. - Erkenning en tenuitvoerlegging.
Art. 25
Afdeling 1. - Erkenning.
Art. 26-30
Afdeling 2. - Tenuitvoerlegging.
Art. 31-45
Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 46-49
TITEL IV. - Authentieke akten en gerechtelijke schikkingen.
Art. 50-51
TITEL V. - Algemene bepalingen.
Art. 52-53
TITEL VI. - Overgangsbepalingen.
Art. 54, 54bis
TITEL VII. - Verhouding tot het Verdrag van Brussel en tot andere verdragen.
Art. 54ter, 55-59
TITEL VIII. - Slotbepalingen.
Art. 60-68
BIJLAGEN.
Art. N1, N2, N3, N4-3N4, N5, N6, N7

Tekst Inhoudstafel Begin
TITEL I. - Toepassingsgebied.

  Artikel 1. Dit verdrag wordt toegepast in burgerlijke en handelszaken, ongeacht de aard van het gerecht waarvoor deze zaken zich afspelen. Het heeft inzonderheid geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken of administratiefrechtelijke zaken.
  Het is niet van toepassing op :
  1. de staat en de bevoegdheid van natuurlijke personen, het huwelijksgoederenrecht, testamenten en erfenissen;
  2. het faillissement, akkoorden en andere soortgelijke procedures;
  3. de sociale zekerheid;
  4. de arbitrage.

  TITEL II. - Bevoegdheid.

  Afdeling 1. - Algemene bepalingen.

  Art. 2. Onverminderd de bepalingen van dit verdrag worden degenen die woonplaats hebben op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die Staat.
  Voor degenen die niet de nationaliteit bezitten van de Staat waar zij woonplaats hebben, gelden de regels van rechterlijke bevoegdheid die op de eigen onderdanen van die Staat van toepassing zijn.

  Art. 3. Degenen die op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat woonplaats hebben, kunnen niet voor de rechter van een andere Verdragsluitende Staat worden opgeroepen dan krachtens de in de afdelingen 2 tot en met 6 van deze titel gegeven regels.
  Tegen hen kunnen met name niet worden ingeroepen :
  - in België : artikel 15 van het Burgerlijk Wetboek (Code civil) en artikel 638 van het Gerechtelijk Wetboek (Code judiciaire);
  - In Denemarken : artikel 246, lid 2 en 3, van de wet op de burgerlijke rechtsvordering (Lov om rettens pleje);
  - in de Bondsrepubliek Duitsland : artikel 23 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Zivilprozessordnung);
  - in Griekenland : artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
  - in Frankrijk : de artikelen 14 en 15 van het Burgerlijk Wetboek (Code civil);
  - in Ierland. de bepalingen inzake de bevoegdheid die berust op de omstandigheid dat een het geding inleidend stuk wordt betekend of meegedeeld aan de verweerder die tijdelijk in Ierland verblijft;
  - in IJsland : artikel 77 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (lög um meofero einkamala i héraoi);
  - in Italië : de artikelen 2 en 4, nr. 1 en nr. 2, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Codice di procedura civile);
  - in Luxemburg : de artikelen 14 en 15 van het Burgerlijke Wetboek (Code civil);
  - in Nederland : de artikelen 126, lid 3, en 127 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
  - in Noorwegen : artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Tvistemalsloven);
  - in Oostenrijk : artikel 99 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (Jurisdiktionsnorm);
  - in Portugal :de artikelen 65, lid 1, onder c), 65, lid 2 en 65 A, onder c), van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Código de Processo Civil) en artikel 11 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in arbeidszaken (Código de Processo de Trabalho);
  - in Zwitserland : de bevoegdheid van de kantonnale rechtbank van de plaats van beslag (for du lieu du séquestre/Gerichtsstand des Arrestortes/foro del luogo del sequestro), als bedoeld in artikel 4 van de federale wet betreffende het internationaal privaatrecht (Loi fédérale sur le droit international privé/Bundesgesetz uber das internationale Privatrecht/Legge federale sul diritto internazionale privato);
  - in Finland : de tweede, de derde en de vierde zin van artikel 1 van hoofdstuk 10 van het Wetboek van Rechtsvordering (oikeudenkaymiskaari/rattegangsbalken);
  - in Zweden : de eerste zin van artikel 3 van hoofdstuk 10 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rattegangsbalken);
  - in het Verenigd Koninkrijk : de bepalingen inzake de bevoegdheid die berust op :
  a) de omstandigheid dat een het geding inleidend stuk wordt betekend of medegedeeld aan de verweerder die tijdelijk in het Verenigd Koninkrijk verblijft;
  b) de aanwezigheid van goederen die toebehoren aan de verweerder in het Verenigd Koninkrijk; of
  c) het beslag door de eiser gelegd op goederen die zich in het Verenigd Koninkrijk bevinden.

  Art. 4. Indien de verweerder geen woonplaats heeft op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat, wordt de bevoegdheid in elke Verdragsluitende Staat geregeld door de wetgeving van die Staat, onverminderd de toepassing van het bepaalde in artikel 16.
  Tegen deze verweerder kan ieder, ongeacht zijn nationaliteit, die op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat woonplaats heeft, aldaar op dezelfde voet als de eigen onderdanen van die Staat de bevoegdheidsregels inroepen die er van kracht zijn, met name de regels, bedoeld in artikel 3, tweede lid.

  Afdeling 2. - Bijzondere bevoegdheid.

  Art. 5. De verweerder die woonplaats heeft op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat, kan in een andere Verdragsluitende Staat voor de navolgende gerechten worden opgeroepen :
  1. ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst : voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd; ten aanzien van individuele verbintenissen uit arbeidsovereenkomst is dit de plaats waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht en, wanneer de werknemer niet in een zelfde land gewoonlijk zijn arbeid verricht, de plaats waar zich de vestiging bevindt die de werknemer in dienst heeft genomen;
  2. ten aanzien van onderhoudsverplichtingen : voor het gerecht van de plaats waar de tot onderhoud gerechtigde zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats heeft of, indien het een bijkomende eis is die verbonden is met een vordering betreffende de staat van personen, voor het gerecht dat volgens zijn eigen wet bevoegd is daarvan kennis te nemen, behalve in het geval dat deze bevoegdheid uitsluitend berust op de nationaliteit van een der partijen;
  3. ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad : voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan;
  4. ten aanzien van een op een strafbaar feit gegronde rechtsvordering tot schadevergoeding of tot teruggave : voor het gerecht waarbij de strafvervolging is ingesteld, zulks voor zover volgens de interne wetgeving dit gerecht van de burgerlijke vordering kennis kan nemen;
  5. ten aanzien van een geschil betreffende de exploitatie van een filiaal, van een agentschap of enige andere vestiging : voor het gerecht van de plaats waar zij gelegen zijn;
  6. als oprichter, trustee of begunstigde van een trust, die in het leven is geroepen op grond van de wet of bij geschrifte dan wel bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst : voor de gerechten van de Verdragsluitende Staat op het grondgebied waarvan de trust gevestigd is;
  7. ten aanzien van een geschil betreffende de betaling van de beloning wegens de hulp of berging die aan een lading of vracht ten goede is gekomen : voor het gerecht in het rechtsgebied waarvan op deze lading of de daarop betrekking hebbende vracht :
  a) beslag is gelegd tot zekerheid van deze betaling,
  Of
  b) daartoe beslag had kunnen worden gelegd, maar borgtocht of andere zekerheid is gesteld;
  deze bepaling is slechts van toepassing indien wordt beweerd dat de verweerder een recht heeft op de lading of de vracht, of dat hij daarop een zodanig recht had op het tijdstip van deze hulp of berging.

  Art. 6. Deze verweerder kan ook worden opgeroepen : 1. indien er meer dan één verweerder is : voor het gerecht van de woonplaats van één hunner;
  2. bij een vordering tot vrijwaring of bij een vordering tot voeging of tussenkomst : voor het gerecht waarvoor de oorspronkelijke vordering aanhangig is, tenzij de vordering slechts is ingesteld om de opgeroepene af te trekken van de rechter die de wet hem toekent;
  3. en aanzien van een tegeneis die voortspruit uit de overeenkomst of uit het rechtsfeit waarop de oorspronkelijke eis is gegrond : voor het gerecht waar deze laatste aanhangig is;
  4. ten aanzien van een verbintenis uit overeenkomst, indien de vordering vergezeld kan gaan van een zakelijke vordering betreffende een onroerend goed tegen dezelfde verweerder : voor de gerechten van de Verdragsluitende Staat waarin het onroerend goed gelegen is.

  Art. 6bis. Wanneer een gerecht van een Verdragsluitende Staat uit hoofde van dit verdrag bevoegd is kennis te nemen van vorderingen ter zake van aansprakelijkheid voortvloeiend uit het gebruik of de exploitatie van een schip, neemt dit gerecht, of elk ander gerecht dat volgens het nationale recht van deze Staat in zijn plaats treedt, tevens kennis van de vorderingen tot beperking van deze aansprakelijkheid.

  Afdeling 3. - Bevoegdheid in verzekeringszaken.

  Art. 7. De bevoegdheid in verzekeringszaken is in deze afdeling geregeld, onverminderd bepaalde in de artikelen 4 en 5, nr. 5.

  Art. 8. De verzekeraar met woonplaats op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat kan worden opgeroepen :
  1. voor de gerechten van de Staat waar hij woonplaats heeft,
  Of
  2. in een andere Verdragsluitende Staat, voor het gerecht van de woonplaats van de verzekeringnemer,
  Of
  3. indien het een medeverzekeraar betreft, voor het gerecht van een Verdragsluitende Staat waar de vordering tegen de eerste verzekeraar is ingesteld.
  Wanneer de verzekeraar geen woonplaats heeft op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat, maar in een Verdragsluitende Staat een filiaal, een agentschap of enige andere vestiging heeft, wordt hij voor de geschillen betreffende de exploitatie daarvan geacht woonplaats te hebben op het grondgebied van die Staat.

  Art. 9. De verzekeraar kan bovendien worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, indien het geschil een aansprakelijkheidsverzekering of een verzekering welke betrekking heeft op onroerende goederen betreft. Hetzelfde geldt voor het geval dat de verzekering zowel betrekking heeft op onroerende als op roerende goederen welke door een zelfde polis zijn gedekt en door hetzelfde onheil zijn getroffen.

  Art. 10. Ter zake van aansprakelijkheidsverzekering kan de verzekeraar eveneens worden opgeroepen voor het gerecht waar de rechtsvordering van de getroffene tegen de verzekerde aanhangig is, indien de voor dit gerecht geldende wetgeving het toelaat.
  De artikelen 7, 8 en 9 zijn van toepassing op de vordering welke door de getroffene rechtstreeks tegen de verzekeraar wordt ingesteld, indien de rechtstreekse vordering mogelijk is.
  Indien de wettelijke bepalingen betreffende deze rechtstreekse vordering het in het geding roepen van de verzekeringnemer of de verzekerde regelen, is hetzelfde gerecht ook te hunnen opzichte bevoegd.

  Art. 11. Onverminderd het bepaalde in artikel 10, derde lid, kan de vordering van de verzekeraar slechts worden gebracht voor de gerechten van de Verdragsluitende Staat op het grondgebied waarvan de verweerder woonplaats heeft, ongeacht of deze laatste verzekeringnemer, verzekerde of begunstigde is.
  De bepalingen van deze afdeling laten het recht om een tegeneis in te stellen bij het gerecht voor hetwelk met inachtneming van deze afdeling de oorspronkelijke eis is gebracht, onverlet.

  Art. 12. Van de bepalingen van deze afdeling kan slechts worden afgeweken door overeenkomsten :
  1. gesloten na het ontstaan van het geschil,
  Of
  2. die aan de verzekeringnemer, de verzekerde of de begunstigde de mogelijkheid geven de zaak bij andere gerechten dan de in deze afdeling genoemde aanhangig te maken,
  Of
  3. waarbij een verzekeringnemer en een verzekeraar die, op het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten, hun woonplaats of gewone verblijfplaats in dezelfde Verdragsluitende Staat hebben, zelfs als het schadebrengende feit zich in het buitenland heeft voorgedaan, de gerechten van die Staat bevoegd verklaren tenzij de wetgeving van die Staat dergelijke overeenkomsten verbiedt,
  Of
  4. gesloten door een verzekeringnemer die zijn woonplaats niet in een Verdragsluitende Staat heeft, behoudens in geval van verplichte verzekering dan wel in geval van verzekering van een in een Verdragsluitende Staat gelegen onroerend goed,
  of
  5. die betrekking hebben op een verzekeringsovereenkomst, voor zover daarmee een of meer van de risico's bedoeld in artikel 12bis worden gedekt.

  Art. 12bis. De in artikel 12, nr. 5 bedoelde risico's zijn de volgende : 1. elke schade :
  a) aan zeeschepen, vaste installaties in de kustwateren of in volle zee, of luchtvaartuigen, die wordt veroorzaakt door gebeurtenissen in verband met het gebruik daarvan voor handelsdoeleinden;
  b) aan andere goederen dan de bagage van passagiers, toegebracht tijdens het vervoer met deze schepen of luchtvaartuigen of tijdens gemengd vervoer waarbij mede met deze schepen of luchtvaartuigen wordt vervoerd;
  2. elke aansprakelijkheid, met uitzondering van die voor lichamelijk letsel van passagiers of schade aan hun bagage :
  a) voortvloeiend uit het gebruik of de exploitatie van de schepen, installaties of luchtvaartuigen overeenkomstig nr. 1, sub a), voor zover ter zake overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegde rechter niet zijn verboden bij de wet van de Verdragsluitende Staat waar de luchtvaartuigen ingeschreven zijn;
  b) veroorzaakt door de goederen gedurende vervoer als bedoeld onder nr. 1, sub b);
  3. de geldelijke verliezen in verband met het gebruik of de exploitatie van de schepen, installaties of luchtvaartuigen overeenkomstig nr. 1, sub a), inzonderheid verlies van vracht of verlies van opbrengst van vervrachting;
  4. elk risico dat komt bij een van de onder nr. 1 tot en met nr. 3 genoemde risico's.

  Afdeling 4. - Bevoegdheid inzake door consumenten gesloten overeenkomsten.

  Art. 13. Ter zake van overeenkomsten gesloten door een persoon voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, hierna te noemen de consument, wordt de bevoegdheid geregeld door deze afdeling, onverminderd het bepaalde in de artikelen 4 en 5, nr. 5, 1. wanneer het gaat om koop en verkoop op afbetaling van roerende lichamelijke zaken,
  2. wanneer het gaat om leningen op afbetaling of andere krediettransacties ter financiering van koopovereenkomsten van zodanige zaken,
  3. voor elke andere overeenkomst die betrekking heeft op de verstrekking van diensten of op de levering van roerende lichamelijke zaken indien
  a) de sluiting van de overeenkomst in de Staat waar de consument woonplaats heeft, is voorafgegaan door een bijzonder voorstel of reclame, en
  b) de consument in die Staat de voor de sluiting van die overeenkomst noodzakelijke handelingen heeft verricht.
  Wanneer de wederpartij van de consument geen woonplaats heeft op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat, maar in een Verdragsluitende Staat een filiaal, een agentschap of enige andere vestiging heeft, wordt hij voor de geschillen betreffende de exploitatie daarvan geacht woonplaats te hebben op het grondgebied van die Staat.
  Deze afdeling is niet van toepassing op de vervoerovereenkomst.

  Art. 14. De rechtsvordering die door een consument wordt ingesteld tegen de wederpartij bij de overeenkomst kan worden gebracht hetzij voor de gerechten van de Verdragsluitende Staat op het grondgebied waarvan deze partij woonplaats heeft, hetzij voor de gerechten van de Verdragsluitende Staat op het grondgebied waarvan de consument woonplaats heeft.
  De rechtsvordering die tegen de consument wordt ingesteld door de andere partij bij de overeenkomst kan slechts worden gebracht voor de gerechten van de Verdragsluitende Staat op het grondgebied waarvan de consument woonplaats heeft.
  Deze bepalingen laten het recht om een tegeneis in te stellen bij het gerecht, waarvoor met inachtneming van deze afdeling de oorspronkelijke eis is gebracht, onverlet.

  Art. 15. Van de bepalingen van deze afdeling kan slechts worden afgeweken door overeenkomsten :
  1. gesloten na het ontstaan van het geschil,
  Of
  2. die aan de consument de mogelijkheid geven de zaak bij andere gerechten dan de in deze afdeling genoemde aanhangig te maken,
  Of
  3. waarbij een consument en zijn wederpartij, die op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats hebben in dezelfde Verdragsluitende Staat, de gerechten van die Staat bevoegd verklaren, tenzij de wetgeving van die Staat dergelijke overeenkomsten verbiedt.

  Afdeling 5. - Exclusieve bevoegdheid.

  Art. 16. Ongeacht de woonplaats zijn bij uitsluiting bevoegd : 1. a) ten aanzien van zakelijke rechten op en huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen : de gerechten van de Verdragsluitende Staat waar het onroerend goed gelegen is,
  b) ten aanzien evenwel van huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen voor tijdelijk particulier gebruik voor ten hoogste zes opeenvolgende maanden : eveneens de gerechten van de Verdragsluitende Staat waar de verweerder woonplaats heeft, mits de huurder of pachter een natuurlijke persoon is en geen van de partijen woonplaats heeft in de Verdragsluitende Staat waar het onroerend goed gelegen is;
  2. ten aanzien van de geldigheid, de nietigheid of de ontbinding van vennootschappen of rechtspersonen met plaats van vestiging in een Verdragsluitende Staat, dan wel ten aanzien van de besluiten van hun organen : de gerechten van die Staat;
  3. ten aanzien van de geldigheid van inschrijvingen in openbare registers : de gerechten van de Verdragsluitende Staat waar deze registers worden gehouden;
  4. ten aanzien van de registratie of de geldigheid van octrooien, merken, tekeningen en modellen van nijverheid, en andere soortgelijke rechten welke aanleiding geven tot deponering of registratie : de gerechten van de Verdragsluitende Staat op het grondgebied waarvan de deponering of registratie is verzocht, heeft plaatsgehad of geacht wordt te hebben plaatsgehad in de zin van een internationale overeenkomst;
  5. ten aanzien van de tenuitvoerlegging van beslissingen : de gerechten van de Verdragsluitende Staat van de plaats van tenuitvoerlegging.

  Afdeling 6. - Door partijen aangewezen bevoegde rechter.

  Art. 17. 1. Wanneer de partijen, van wie er ten minste één woonplaats heeft op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat, een gerecht of de gerechten van een Verdragsluitende Staat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen welke naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die Staat bij uitsluiting bevoegd. Deze overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter dient te worden gesloten :
  a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst, hetzij bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
  b) hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelswijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
  c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.
  Wanneer een dergelijke overeenkomst wordt gesloten door partijen die geen van allen woonplaats op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat hebben, kunnen de gerechten van de andere Verdragsluitende Staten van het geschil geen kennis nemen, zolang het aangewezen gerecht of de aangewezen gerechten zich niet onbevoegd hebben verklaard.
  2. Het gerecht of de gerechten van een Verdragsluitende Staat waaraan in de oprichtingsakte van een trust bevoegdheid is toegekend, zijn bij uitsluiting bevoegd kennis te nemen van een vordering tegen een oprichter, een trustee of een begunstigde van een trust, als het gaat om de betrekkingen tussen deze personen of om hun rechten of verplichtingen in het kader van de trust.
  3. Overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegde rechter en soortgelijke bedingen in akten tot oprichting van een trust hebben geen rechtsgevolg indien zij strijdig zijn met de bepalingen van de artikelen 12 en 15, of indien de gerechten op welker bevoegdheid inbreuk wordt gemaakt, krachtens artikel 16 bij uitsluiting bevoegd zijn.
  4. Indien een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegde rechter slechts is gemaakt ten behoeve van een der partijen, behoudt deze het recht zich te wenden tot elk ander gerecht dat op grond van dit verdrag bevoegd is.
  5. Ten aanzien van geschillen inzake individuele arbeidsovereenkomsten hebben overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegde rechter alleen gevolg indien deze laatste overeenkomsten zijn gesloten na het ontstaan van het geschil.

  Art. 18. Buiten de gevallen waarin zijn bevoegdheid voortvloeit uit andere bepalingen van dit verdrag, is de rechter van een Verdragsluitende Staat voor wie de verweerder verschijnt, bevoegd. Dit voorschrift is niet van toepassing indien de verschijning uitsluitend ten doel heeft de bevoegdheid te betwisten, of indien er een ander gerecht bestaat dat krachtens artikel 16 bij uitsluiting bevoegd is.

  Afdeling 7. - Toetsing van de bevoegdheid en de ontvankelijkheid.

  Art. 19. De rechter van een Verdragsluitende Staat bij wie een geschil aanhangig is gemaakt met als inzet een vordering waarvoor krachtens artikel 16 een gerecht van een andere Verdragsluitende Staat bij uitsluiting bevoegd is, verklaart zich ambtshalve onbevoegd.

  Art. 20. Wanneer de verweerder met woonplaats op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat voor een gerecht van een andere Verdragsluitende Staat wordt opgeroepen en niet verschijnt, verklaart de rechter zich ambtshalve onbevoegd indien zijn bevoegdheid niet berust op de bepalingen van dit verdrag.
  De rechter is verplicht zijn uitspraak aan te houden zolang niet vaststaat dat de verweerder in de gelegenheid is gesteld het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, te ontvangen, of dat daartoe al het nodige is gedaan.
  Het bepaalde in het voorgaande lid wordt vervangen door de bepalingen van artikel 15 van het verdrag van 's-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of handelszaken, indien de toezending van het stuk dat het geding inleidt, overeenkomstig het bepaalde in dat verdrag moest geschieden.

  Afdeling 8. - Aanhangigheid en samenhang.

  Art. 21. Wanneer voor gerechten van verschillende Verdragsluitende Staten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, welke hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.
  Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verklaart het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zich onbevoegd.

  Art. 22. Wanneer samenhangende vorderingen bij gerechten van verschillende Verdragsluitende Staten zijn aangebracht en in eerste aanleg aanhangig zijn, kan het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zijn uitspraak aanhouden.
  Dit gerecht kan, op verzoek van een der partijen, ook tot verwijdering overgaan mits zijn wetgeving de voeging van samenhangende zaken toestaat en het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, bevoegd is van de beide vorderingen kennis te nemen.
  Samenhangend in de zin van dit artikel zijn vorderingen waartussen een zodanig nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, ten einde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare uitspraken worden gegeven.

  Art. 23. Wanneer ten aanzien van de vorderingen meer dan een gerecht bij uitsluiting bevoegd is, worden partijen verwezen naar het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt.

  Afdeling 9. - Voorlopige maatregelen en maatregelen tot bewaring van recht.

  Art. 24. In de wetgeving van een Verdragsluitende Staat voorziene voorlopige of bewarende maatregelen kunnen bij de rechterlijke autoriteiten van die Staat worden aangevraagd, zelfs indien een gerecht van een andere Verdragsluitende Staat krachtens dit verdrag bevoegd is van het bodemgeschil kennis te nemen.

  TITEL III. - Erkenning en tenuitvoerlegging.

  Art. 25. Onder beslissing in de zin van dit verdrag wordt verstaan, elke door een gerecht van een Verdragsluitende Staat gegeven beslissing, ongeacht de daaraan gegeven benaming, zoals arrest, vonnis, beschikking of rechterlijk dwangbevel, alsmede de vaststelling door de griffie van het bedrag der proceskosten.

  Afdeling 1. - Erkenning.

  Art. 26. De in een Verdragsluitende Staat gegeven beslissingen worden in de overige Verdragsluitende Staten erkend zonder vorm van proces.
  Indien tegen de erkenning van een beslissing bezwaar wordt gemaakt, kan iedere partij die er belang bij heeft, ten principale te zien vastgesteld dat de beslissing erkend dient te worden, gebruik maken van de procedure, geregeld in de afdelingen 2 en 3 van deze titel.
  Wordt ten overstaan van een gerecht van een Verdragsluitende Staat de erkenning bij wege van tussenvordering gevraagd, dan is dit gerecht bevoegd om van de vordering kennis te nemen.

  Art. 27. Beslissingen worden niet erkend : 1. indien de erkenning strijdig is met de openbare orde van de aangezochte Staat;
  2. indien het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk niet regelmatig en zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, is betekend of is medegedeeld;
  3. indien de beslissing onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte Staat gegeven beslissing;
  4. indien de rechter van de Staat van herkomst, om tot zijn beslissing te komen, zich heeft uitgesproken over een vraag betreffende de staat of de bevoegdheid van natuurlijke personen, het huwelijksgoederenrecht, testamenten en erfenissen en daarbij een regel van internationaal privaatrecht van de aangezochte Staat heeft geschonden, tenzij de beslissing tot hetzelfde resultaat voert als wanneer de regels van internationaal privaatrecht van de aangezochte Staat zouden zijn toegepast;
  5. indien de beslissing onverenigbaar is met een beslissing die vroeger in een niet bij het verdrag partij zijn de Staat tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits deze laatste beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte Staat.

  Art. 28. De beslissingen worden eveneens niet erkend indien de bepalingen van de afdelingen 3, 4 en 5 van titel II zijn geschonden, alsook indien het in artikel 59 bedoelde geval zich voordoet.
  Erkenning van een beslissing kan voorts worden geweigerd indien een van de in artikel 54ter, derde lid, of in artikel 57, vierde lid, bedoelde gevallen zich voordoet.
  Bij de toetsing of de in de vorige leden genoemde bevoegdheidsregels niet geschonden zijn, is de aangezochte instantie gebonden aan de feitelijke overwegingen op grond waarvan het gerecht van de Staat van herkomst zijn bevoegdheid heeft aangenomen.
  Onverminderd het bepaalde in de eerste twee leden, mag de bevoegdheid van de gerechten van de Staat van herkomst niet worden getoetst; de bevoegdheidsregels betreffen niet de openbare orde als bedoeld in artikel 27, nr. 1.

  Art. 29. In geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van de in den vreemde gegeven beslissing.

  Art. 30. De rechterlijke autoriteit van een Verdragsluitende Staat, bij wie de erkenning van een in een andere Verdragsluitende Staat gegeven beslissing wordt ingeroepen, kan haar uitspraak aanhouden indien tegen deze beslissing een gewoon rechtsmiddel is aangewend.
  De rechterlijke autoriteit van een Verdragsluitende Staat, bij wie de erkenning wordt ingeroepen van een in Ierland of het Verenigd Koninkrijk gegeven beslissing, waarvan de tenuitvoerlegging door een daartegen aangewend rechtsmiddel in de Staat van herkomst is geschorst, kan haar uitspraak aanhouden.

  Afdeling 2. - Tenuitvoerlegging.

  Art. 31. De beslissingen die in een Verdragsluitende Staat gegeven zijn en daar uitvoerbaar zijn, kunnen in een andere Verdragsluitende Staat ten uitvoer worden gelegd, nadat zij aldaar, ten verzoeke van iedere belanghebbende partij, uitvoerbaar zijn verklaard.
  In het Verenigd Koninkrijk worden deze beslissingen in Engeland en Wales, in Schotland of in Noord-Ierland echter eerst ten uitvoer gelegd na ten verzoeke van iedere belanghebbende partij in het betrokken deel van het Verenigd Koninkrijk voor tenuitvoerlegging te zijn geregistreerd.

  Art. 32. 1. Het verzoek wordt gericht : - in België, tot de rechtbank van eerste aanleg of tribunal de premiere instance;
  - in Denemarken, tot de byret;
  - in de Bondsrepubliek Duitsland, tot de president van een kamer van het Landgericht;
  - in Griekenland, tot;
  - in Spanje, tot de Juzgado de Primera Instancia;
  - in Frankrijk, tot de president van het tribunal de grande instance;
  - in lerland, tot het High Court;
  - in IJsland, tot de héraosdómari;
  - in Italië, tot het corte d'appello;
  - in Luxemburg, tot de president van het tribunal d'arrondissement;
  - in Nederland, tot de president van de arrondissementsrechtbank;
  - in Noorwegen, tot de herredsratt of byrett als namsrett;
  - in Oostenrijk, tot het Landesgericht of het Kreisgericht;
  - in Portugal, tot het Tribunal Judicial de Circulo; de beslissing wordt gegeven door de Juiz de Circulo;
  - in Zwitserland :
  a) ten aanzien van beslissingen houdende een veroordeling tot betaling van een geldsom, tot het gerecht dat opheffing gelast/juge de la mainlevée/Rechtsöffnungsrichter/giudice competente a pronunciare sul rigetto dell' opposizione, in het geval van de procedure krachtens de artikelen 80 en 81 van de federale wet op vervolging wegens faillissementsschulden/Loi fédérale sur la poursuite pour dettes et la faillite/Bundesgesetz über Schuldbetreibung und Konkurs/Legge federale sulla esecuzione e sul fallimento;
  b) ten aanzien van beslissingen niet houdende een veroordeling tot betaling van een geldsom, tot de bevoegde exequaturrechter van het kanton/juge cantonal d'exequatur compétent/zustÝndiger kantonaler Vollstreckungsrichter/giudice cantonele competente a pronunciare l'exequatur;
  - in Finland, tot de ulosotonhaltija/överexejutor;
  - in Zweden, tot de Svea hovrÝtt;
  - in het Verenigd Koninkrijk :
  a) in Engeland en Wales, tot het High Court of Justice of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, tot het Magistrates' Court, door tussenkomst van de Secretary of State;
  b) in Schotland, tot het Court of Session of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, door tussenkomst van de Secretary of State, tot het Sheriff Court;
  c) in Noord-lerland, tot het High Court of Justice of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, door tussenkomst van de Secretary of State, tot het Magistrates' Court.
  2. Het relatief bevoegde gerecht is dat van de woonplaats van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd. Indien deze partij geen woonplaats heeft in de aangezochte Staat, wordt de bevoegdheid bepaald door de plaats van tenuitvoerlegging.

  Art. 33. De vereisten waaraan het verzoek moet voldoen, worden vastgesteld door de wet van de aangezochte Staat.
  De verzoeker moet, binnen het rechtsgebied van het gerecht dat van het verzoek kennis neemt, woonplaats kiezen. Kent echter de wetgeving van de aangezochte Staat geen woonplaatskeuze, dan kan de verzoeker een procesgemachtigde aanwijzen.
  Bij het verzoek worden gevoegd de in de artikelen 46 en 47 genoemde documenten.

  Art. 34. Het gerecht tot hetwelk het verzoek is gericht, doet onverwijld uitspraak; de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, wordt in deze stand van de procedure niet gehoord.
  Het verzoek kan slechts om een van de in de artikelen 27 en 28 genoemde redenen worden afgewezen.
  In geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van de in den vreemde gegeven beslissing.

  Art. 35. De op het verzoek gegeven beslissing wordt door bemiddeling van de griffier onverwijld ter kennis van de verzoeker gebracht op de wijze als is bepaald in de wetgeving van de aangezochte Staat.

  Art. 36. Indien de tenuitvoerlegging wordt toegestaan, kan de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, binnen één maand na de betekening van de beslissing daartegen verzet doen.
  Indien deze partij woonplaats heeft in een andere Verdragsluitende Staat dan die waar de beslissing houdende verlof tot tenuitvoerlegging is gegeven, beloopt de termijn twee maanden en vangt aan op de dag dat de beslissing aan de partij in persoon of aan haar woonplaats is betekend. Deze termijn mag niet op grond van de afstand worden verlengd.

  Art. 37. 1. Het verzet wordt volgens de regels van de procedure op tegenspraak gebracht :
  - in België, voor de rechtbank van eerste aanleg of tribunal de première instance;
  - in Denemarken, voor de landsret;
  - in de Bondsrepubliek Duitsland, voor het Oberlandesgericht;
  - in Griekenland, voor de;
  - in Spanje, voor de Audiencia Provincial;
  - in Frankrijk, voor het cour d'appel;
  - in Ierland, voor het High Court;
  - in IJsland, voor de héradsdómari;
  - in Italië, voor het corte d'appello;
  - in Luxemburg, voor het Cour supérieure de justice siégeant en matière d'appel civil;
  - in Nederland, voor de arrondissementsrechtbank;
  - in Noorwegen, voor de Lagmansrett;
  - in Oostenrijk, voor het Landesgericht of het Kreisgericht;
  - in Portugal, voor het Tribunal da Relac+o;
  - in Zwitserland, voor het tribunal du canton/ Kantonsgericht/tribunale cantonale;
  - in Finland, voor de hovioikeus/hovrÝtt;
  - in Zweden, voor de Svea hovrÝtt;
  - in het Verenigd Koninkrijk :
  a) in Engeland en Wales, voor het High Court of Justice of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, voor het Magistrates' Court;
  b) in Schotland voor het Court of Session of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, voor het Sheriff Court;
  c) in Noord-Ierland, voor het High Court of Justice of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, voor het Magistrates Court.
  2. Tegen de op het verzet gegeven beslissing kan - in België, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland slechts een beroep in cassatie worden ingesteld;
  - in Denemarken slechts, met machtiging van de minister van Justitie, een beroep bij de h jesteret worden ingesteld;
  - in de Bondsrepubliek Duitsland slechts het middel van Rechtsbeschwerde worden aangewend;
  - in Ierland slechts het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag bij het Supreme Court worden aangewend;
  - in IJsland slechts een beroep bij de Haestiréttur worden ingesteld;
  - in Noorwegen slechts een beroep (" kjseremal " of " anke ") bij de Hoyesteretts Kjaeeremalsutvalg of Hoyesterett worden ingesteld;
  - in Oostenrijk, in geval van beroep, slechts Revisionsrekurs worden ingesteld, en in geval van verzet slechts Berufung met de eventuele mogelijkheid van Revision;
  - in Portugal slechts het rechtsmiddel van beroep inzake een rechtsvraag worden aangewend;
  - in Zwitserland slechts een recours de droit public devant le tribunal fédéral/staatsrechtliche Beschwerde beim Bundesgericht/ricorso di diritto publico davanti al tribunale federale worden ingesteld;
  - in Finland slechts een beroep bij het korkein oikeus/högsta domstolen worden ingesteld;
  - in Zweden slechts een beroep bij het högsta domstolen worden ingesteld;
  - in het Verenigd Koninkrijk slechts in één hogere instantie het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag worden aangewend.

  Art. 38. Het gerecht dat over het verzet oordeelt, kan op verzoek van de partij die het verzet heeft gedaan, zijn uitspraak aanhouden indien tegen de in den vreemde gegeven beslissing in de Staat van herkomst een gewoon rechtsmiddel is aangewend of indien de termijn daarvoor nog niet is verstreken; in dit laatste geval kan het gerecht een termijn stellen waarbinnen het rechtsmiddel moet worden aangewend.
  Indien de beslissing in Ierland of het Verenigd Koninkrijk is gegeven, wordt elk rechtsmiddel dat in de Staat van herkomst kan worden ingesteld, voor de toepassing van het eerste lid beschouwd als een gewoon rechtsmiddel.
  Dit gerecht kan het verlof tot tenuitvoerlegging ook geven op voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld; de zekerheid wordt door het gerecht omschreven.

  Art. 39. Gedurende de termijn van verzet bedoeld in artikel 36, en tot het tijdstip dat daarover uitspraak is gedaan, kunnen slechts bewarende maatregelen worden genomen ten aanzien van de goederen van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging is gevraagd.
  De beslissing waarbij de tenuitvoerlegging wordt toegestaan, houdt tevens het verlof in deze maatregelen te treffen.

  Art. 40. 1. Indien zijn verzoek is afgewezen, kan de verzoeker daartegen beroep instellen :
  - in België, bij het hof van beroep of cour d'appel;
  - in Denemarken, bij de landsret;
  - in de Bondsrepubliek Duitsland, bij het Oberlandesgericht;
  - in Griekenland, bij de;
  - in Spanje, bij de Audienca Provincial;
  - in Frankrijk, bij het cour d'appel;
  - in Ierland, bij het High Court;
  - in IJsland, bij de héradsdómari;
  - in Italië, bij het corte d'appello;
  - in Luxemburg, bij het Cour supérieure de justice siégeant en matière d'appel civil;
  - in Nederland, bij het gerechtshof;
  - in Noorwegen, bij de lagmansrett;
  - in Oostenrijk, bij het Landesgericht of het Kreisgericht;
  - in Portugal, bij het Tribunal da Relacao;
  - in Zwitserland, bij het tribunal cantonal/Kantonsgericht/ tribunale cantonale;
  - in Finland, bij de hovioikeus/hovrÝtt;
  - in Zweden, bij de Svea hovrÝtt;
  - in het Verenigd Koninkrijk :
  a) in Engeland en Wales, bij het High Court of Justice of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, bij het Magistrates' Court;
  b) in Schotland bij het Court of Session of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, bij het Sheriff Court;
  c) in Noord-Ierland, bij het High Court of Justice of, in geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, bij het Magistrates' Court.
  2. De partij tegen wie de tenuitvoerlegging is gevraagd, wordt opgeroepen te verschijnen voor het gerecht bij hetwelk het beroep is ingesteld. In geval van verstek zijn de bepalingen van artikel 20, tweede en derde lid, van toepassing, ook wanneer deze partij geen woonplaats heeft op het grondgebied van een der Verdragsluitende Staten.

  Art. 41. Tegen de beslissing waarbij over het beroep bedoeld in artikel 40 uitspraak wordt gedaan, kan - in België, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland slechts een beroep in cassatie worden ingesteld;
  - in Denemarken slechts, met machtiging van de minister van Justitie, een beroep bij de h jesteret worden ingesteld;
  - in de Bondsrepubliek Duitsland slechts het middel van Rechtsbeschwerde worden aangewend;
  - in Ierland slechts het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag bij het Supreme Court worden aangewend;
  - in IJsland slechts een beroep bij de Hastiréttur worden ingesteld;
  - in Noorwegen slechts een beroep (" kjaerem l " of " anke ") bij de Hoyesteretts kjaerem lsutvalg of Hoyesterett worden ingesteld;
  - in Oostenrijk slechts Revisionsrekurs worden ingesteld;
  - in Portugal slechts het rechtsmiddel van beroep inzake een rechtsvraag worden aangewend;
  - in Zwitserland slechts een recours de droit public devant le tribunal fédéral/staatsrechtliche Beschwerde beim Bundesgericht/ricorso di diritto pubblico davanti al tribunale fedsrale worden ingesteld;
  - in Finland slechts een beroep bij het korkein oikeus/högsta domstolen worden ingesteld;
  - in Zweden slechts een beroep bij het högsta domstolen worden ingesteld;
  - in het Verenigd Koninkrijk slechts in één hogere instantie het rechtsmiddel van beroep over een rechtsvraag worden aangewend.

  Art. 42. Wanneer in de in den vreemde gegeven beslissing uitspraak is gedaan over meer dan een punt van de eis, en de tenuitvoerlegging niet voor het geheel kan worden toegestaan, staat de rechterlijke autoriteit de tenuitvoerlegging toe voor één of meer onderdelen daarvan.
  De verzoeker kan vorderen dat het verlof tot tenuitvoerlegging een gedeelte van de uitspraak betreft.

  Art. 43. In den vreemde gegeven beslissingen die een veroordeling tot een dwangsom inhouden, kunnen in de aangezochte Staat slechts ten uitvoer worden gelegd indien het bedrag ervan door de gerechten van de Staat van herkomst definitief is bepaald.

  Art. 44. De verzoeker die in de Staat van herkomst in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in de procedure volgens de artikelen 32 tot en met 35 in aanmerking voor de meest gunstige bijstand of voor de meest ruime vrijstelling waarin het recht van de aangezochte Staat voorziet.
  De verzoeker die tenuitvoerlegging van een in Denemarken of IJsland door een administratieve autoriteit gegeven beslissing inzake onderhoudsverplichtingen vraagt, kan in de aangezochte Staat een beroep doen op het in het eerste lid bedoelde voorrecht, indien hij een door het Deense of door het IJslandse ministerie van Justitie afgegeven verklaring overlegt ten bewijze van het feit dat hij voldoet aan de economische voorwaarden om hem geheel of gedeeltelijk voor kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven in aanmerking te doen komen.

  Art. 45. Aan de partij die een Verdragsluitende Staat de tenuitvoerlegging vraagt van een in een andere Verdragsluitende Staat gegeven beslissing, kan geen enkele zekerheid of depot, onder welke benaming ook, worden opgelegd wegens de hoedanigheid van vreemdeling dan wel wegens het ontbreken van een woonplaats of verblijfplaats in eerstgenoemde Staat.

  Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen.

  Art. 46. De partij die de erkenning inroept of de tenuitvoerlegging verzoekt van een beslissing, moet overleggen :
  1. een expeditie ervan die voldoet aan de voorwaarden nodig voor haar echtheid;
  2. indien de beslissing bij verstek gewezen is, het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het document waaruit blijkt dat het stuk dat het geding heeft ingeleid of een gelijkwaardig stuk aan de niet-verschenen partij is betekend of is medegedeeld.

  Art. 47. De partij die de tenuitvoerlegging verzoekt, moet bovendien overleggen : 1. enig document waaruit kan worden vastgesteld dat de beslissing volgens de wet van de Staat van herkomst uitvoerbaar is en betekend is geworden;
  2. voor zover nodig, een document waaruit blijkt dat de verzoeker in de Staat van herkomst vergunning heeft verkregen om kosteloos of tegen verminderd tarief te procederen.

  Art. 48. Bij gebreke van overlegging van de in de artikelen 46, nr. 2, en 47, nr. 2, bedoelde documenten kan de rechterlijke autoriteit voor de overlegging een termijn bepalen of gelijkwaardige documenten aanvaarden, dan wel, indien zij zich voldoende voorgelicht acht, van de overlegging vrijstelling verlenen.
  Indien de rechterlijke autoriteit zulks verlangt, wordt van de documenten een vertaling overgelegd; de vertaling wordt gewaarmerkt door degene die in een van de Verdragsluitende Staten daartoe gemachtigd is.

  Art. 49. Geen enkele legalisatie of soortgelijke formaliteit mag worden geëist met betrekking tot de documenten genoemd in de artikelen 46, 47 en 48, tweede lid, alsook, in voorkomend geval, met betrekking tot de procesvolmacht.

  TITEL IV. - Authentieke akten en gerechtelijke schikkingen.

  Art. 50. Authentieke akten, verleden en uitvoerbaar in een Verdragsluitende Staat, worden op verzoek, overeenkomstig de in de artikelen 31 en volgende bedoelde procedure, in een andere Verdragsluitende Staat uitvoerbaar verklaard. Het verzoek kan slechts worden afgewezen indien de tenuitvoerlegging van de authentieke akte strijdig is met de openbare orde van de aangezochte Staat.
  De overgelegde akte moet voldoen aan de voorwaarden, nodig voor haar echtheid in de Staat van herkomst.
  De bepalingen van de afdeling 3 van titel III zijn, voor zover nodig, van toepassing.

  Art. 51. Gerechtelijke schikkingen welke in de loop van een geding tot stand zijn gekomen en die uitvoerbaar zijn in de Staat van herkomst, zijn op dezelfde voet als authentieke akten uitvoerbaar in de aangezochte Staat.

  TITEL V. - Algemene bepalingen.

  Art. 52. Om vast te stellen of een partij woonplaats heeft op het grondgebied van de Verdragsluitende Staat, bij een van welks gerechten een zaak aanhangig is, past de rechter zijn interne wet toe.
  Indien een partij geen woonplaats heeft in de Staat, bij een van welks gerechten een zaak aanhangig is, past de rechter ter vaststelling of zij een woonplaats heeft in een andere Verdragsluitende Staat, de wet van die Staat toe.

  Art. 53. Voor de toepassing van dit verdrag wordt de plaats van vestiging van vennootschappen en rechtspersonen gelijkgesteld met de woonplaats.
  Om deze plaats van vestiging vast te stellen, past de rechter evenwel de regels van het voor hem geldende internationaal privaatrecht toe.
  Om vast te stellen of een trust gevestigd is in de Verdragsluitende Staat bij welks gerechten de zaak aanhangig is gemaakt, past de rechter de regels van het voor hem geldende internationaal privaatrecht toe.

  TITEL VI. - Overgangsbepalingen.

  Art. 54. De bepalingen van dit verdrag zijn slechts van toepassing op rechtsvorderingen ingesteld en authentieke akten verleden na de inwerkingtreding van het verdrag in de Staat van herkomst en, indien de erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing of authentieke akte wordt verzocht, na de inwerkingtreding in de aangezochte Staat.
  Evenwel worden beslissingen, gegeven na de dag van inwerkingtreding van dit verdrag in de betrekkingen tussen de Staat van herkomst en de aangezochte Staat naar aanleiding van voor deze dag ingestelde vorderingen, erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van titel III, indien de toegepaste bevoegdheidsregels overeenkomen met de regels voorzien in titel II, of neergelegd in een verdrag dat tussen de Staat van herkomst en de aangezochte Staat van kracht was toen de vordering werd ingesteld.
  Indien de partij en in een geschil over een overeenkomst vóór de inwerkingtreding van dit verdrag schriftelijk waren overeengekomen op deze overeenkomst het Ierse recht of het recht van een deel van het Verenigd Koninkrijk toe te passen, blijven de gerechten van Ierland of van dit deel van het Verenigd Koninkrijk bevoegd om van dit geschil kennis te nemen.

  Art. 54bis. Gedurende drie jaar na de inwerkingtreding van dit verdrag voor respectievelijk Denemarken, Griekenland, Ierland, IJsland, Noorwegen, Finland en Zweden, wordt in elk van deze Staten de bevoegdheid in zaken van zeerecht niet alleen bepaald overeenkomstig titel II ervan, maar ook overeenkomstig de bepalingen van nr. 1 tot en met nr. 7 hierna. Deze bepalingen zijn in elk van deze Staten evenwel niet langer van toepassing zodra het op 10 mei 1952 te Brussel ondertekende internationale verdrag tot eenmaking van enkele bepalingen inzake conservatoir beslag op zeeschepen voor die Staat in werking is getreden.
  1. Hij die zijn woonplaats heeft in een Verdragsluitende Staat, kan in de volgende gevallen voor de gerechten van een van de hierboven genoemde Staten worden gedaagd ter zake van een zeerechtelijke vordering, wanneer op het schip waarop de vordering betrekking heeft of op enig ander schip waarvan hij eigenaar is, op het grondgebied van laatstgenoemde Staat gerechtelijk beslag is gelegd als zekerheid voor de vordering, of wanneer aldaar beslag had kunnen worden gelegd, maar er borgtocht dan wel enige andere zekerheid is gesteld :
  a) indien de eiser zijn woonplaats in die Staat heeft;
  b) indien de vordering in die Staat is ontstaan;
  c) indien de vordering is ontstaan op een reis tijdens welke het beslag is gelegd of had kunnen worden gelegd;
  d) indien de vordering voortspruit uit een aanvaring of schade die, hetzij door het uitvoeren of nalaten van een maneuvre, hetzij door niet-naleving der reglementen, een schip heeft toegebracht aan een ander schip dan wel aan de zich aan boord van een van deze schepen bevindende zaken of personen;
  e) indien de vordering is ontstaan uit hulp of berging;
  f) indien de vordering betrekking heeft op een hypotheek of een andere vorm van zekerheid betreffende het schip waarop beslag is gelegd.
  2. Beslag kan worden gelegd op elk schip waarop de zeerechtelijke vordering betrekking heeft of op elk ander schip dat toebehoort aan degene die op het tijdstip van het ontstaan van de vordering eigenaar was van het schip waarop deze vordering betrekking heeft. Ter zake van de in nr. 5, sub o), p) of q), bedoelde vorderingen kan evenwel alleen beslag worden gelegd op het schip waarop de vordering betrekking heeft.
  3. Schepen worden geacht dezelfde eigenaar te hebben wanneer alle aandelen in handen zijn van dezelfde persoon of personen.
  4. In geval van bevrachting waarbij de zeggenschap over het schip is overgedragen, kan, wanneer alleen de bevrachter aansprakelijk is voor een zeerechtelijke vordering ter zake van het schip, op dit schip of op enig ander schip van deze bevrachter beslag worden gelegd, doch kan ter zake van deze vordering geen beslag worden gelegd op enig ander schip van de eigenaar. Dit geldt ook in alle gevallen waarin een ander dan de eigenaar aansprakelijk is voor een zeerechtelijke vordering ter zake van het schip.
  5. Onder " zeerechtelijke vordering " wordt verstaan een vordering voortvloeiend uit :
  a) schade veroorzaakt door een schip door aanvaring of anderszins;
  b) dood of persoonlijk letsel veroorzaakt door een schip of voortspruitend uit de exploitatie van een schip;
  c) hulp en berging;
  d) overeenkomsten betreffende het gebruik of de huur van een schip bij wijze van bevrachting of anderszins;
  e) overeenkomsten betreffende goederenvervoer per schip bij wijze van bevrachting, cognossement of anderszins;
  f) verlies van of schade aan goederen, met inbegrip van de bagage, vervoerd per schip;
  g) avarij-grosse;
  h) bodemerij;
  i) slepen;
  j) loodsen;
  k) aan een schip geleverde goederen of materiaal ten behoeve van de exploitatie of het onderhoud van het schip, ongeacht de plaats van de levering;
  l) bouw, herstelling of uitrusting van een schip, of havengelden;
  m) de lonen van kapitein, officieren of bemanning;
  n) uitgaven van de kapitein, met inbegrip van uitgaven gedaan door verschepers, bevrachters, of agenten voor rekening van het schip of zijn eigenaar;
  o) geschillen over de eigendom van een schip;
  p) geschillen tussen medeëigenaars van een schip over eigendom, bezit, exploitatie of opbrengsten van dat schip;
  q) elke hypotheek of andere vorm van zekerheid betreffende een schip.
  6. In Denemarken dekt de uitdrukking " beslag", voor wat de in nr.
  5, sub o) en p), bedoelde zeerechtelijke vorderingen betreft, ook de " forbud ", voor zover ingevolge de artikelen 646 tot en met 653 van de wet op de burgerlijke rechtsvordering (Lov om rettens pleje) alleen deze procedure ter zake is toegelaten.
  In IJsland wordt de term " beslag " voor wat de in nr. 5, sub o) en p), bedoelde zeerechtelijke vorderingen betreft, geacht ook de " lögbann " te omvatten, wanneer dit krachtens de wetgeving inzake beslag en bevel (lög um kyrrsetningu og lögbann) de enig toegestane procedure voor een dergelijke vordering is.

  TITEL VII. - Verhouding tot het Verdrag van Brussel en tot andere verdragen.

  Art. 54ter. 1. Dit verdrag laat onverlet de toepassing door de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen van het op 27 september 1968 te Brussel ondertekende verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken en van het op 3 juni 1971 te Luxemburg ondertekende protocol betreffende de uitlegging van genoemd verdrag door het Hof van Justitie, zoals gewijzigd bij de verdragen betreffende de toetreding tot genoemd verdrag en tot genoemd protocol door de tot de Europese Gemeenschappen toetredende Staten, welk geheel van deze verdragen en van dit protocol hierna het " Verdrag van Brussel " worden genoemd.
  2. Dit verdrag is echter in elk geval van toepassing :
  a) ten aanzien van de rechterlijke bevoegdheid, indien de verweerder woonplaats heeft op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschappen of indien de artikelen 16 of 17 van dit verdrag de gerechten van een dergelijke Verdragsluitende Staat bevoegdheid verlenen;
  b) ten aanzien van aanhangigheid of samenhang zoals bedoeld in de artikelen 21 en 22, indien procedures zijn aangespannen in een Verdragsluitende Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschappen en in een Verdragsluitende Staat die wel lid is van de Europese Gemeenschappen;
  c) ten aanzien van erkenning en tenuitvoerlegging, indien de Staat van herkomst of de aangezochte Staat geen lid is van de Europese Gemeenschappen.
  3. Behalve op de gronden genoemd in titel III kan erkenning of tenuitvoerlegging worden geweigerd indien de rechterlijke bevoegdheidsgrond waarop de beslissing gebaseerd is, verschilt van de grond krachtens dit verdrag en erkenning of tenuitvoerlegging wordt geëist tegen een partij met woonplaats in een Verdragsluitende Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschappen, tenzij de beslissing volgens het recht van de aangezochte Staat anderszins kan worden erkend of ten uitvoer kan worden gelegd.

  Art. 55. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 54, tweede lid, en 56, vervangt dit verdrag tussen de Staten die daarbij partij zijn, de tussen twee of meer van deze Staten gesloten verdragen, te weten :
  - het verdrag tussen Frankrijk en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken, ondertekend te Parijs op 15 juni 1869,
  - het verdrag tussen de Zwitserse Bondsstaat en Spanje betreffende de wederzijdse tenuitvoerlegging van vonnissen en arresten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Madrid op 19 november 1896,
  - het verdrag tussen de Zwitserse Bondsstaat en het Duitse Rijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en scheidsrechterlijke uitspraken, ondertekend te Bern op 2 november 1929,
  - het verdrag tussen Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, ondertekend te Kopenhagen op 16 maart 1932,
  - het verdrag tussen de Zwitserse Bondsstaat en Italië betreffende de erkenningen tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, ondertekend te Rome op 3 januari 1933,
  - het verdrag tussen Zweden en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en scheidsrechterlijke uitspraken, ondertekend te Stockholm op 15 januari 1936,
  - het verdrag tussen het Koninkrijk België en Oostenrijk inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en authentieke akten op het gebied van onderhoudsverplichtingen, ondertekend te Wenen op 25 oktober 1957,
  - het verdrag tussen de Zwitserse Bondsstaat en België betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en scheidsrechterlijke uitspraken, ondertekend te Bern op 29 april 1959,
  - het verdrag tussen de Bondsrepubliek Duitsland en Oostenrijk inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van gerechtelijke beslissingen en schikkingen, alsmede van authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Wenen op 6 juni 1959,
  - het verdrag tussen het Koninkrijk België en Oostenrijk betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, scheidsrechterlijke uitspraken en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Wenen op 16 juni 1959,
  - het verdrag tussen Oostenrijk en de Zwitserse Bondsstaat inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, ondertekend te Bern op 16 december 1960,
  - het verdrag tussen Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken, ondertekend te Londen op 12 juni 1961,
  - het verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Wenen op 14 juli 1961, met protocol, ondertekend te Londen op 6 maart 1970,
  - het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oostenrijk inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Den Haag op 6 februari 1963,
  - het verdrag tussen Frankrijk en Oostenrijk inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Wenen op 15 juli 1966,
  - het verdrag tussen Luxemburg en Oostenrijk inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Luxemburg op 29 juli 1971,
  - het verdrag tussen Italië en Oostenrijk inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en schikkingen en van authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Rome op 16 november 1971,
  - het verdrag tussen Noorwegen en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en executoriale akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Oslo op 17 juni 1977,
  - het verdrag tussen Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken, ondertekend te Kopenhagen op 11 oktober 1977,
  - het verdrag tussen Oostenrijk en Zweden inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken, ondertekend te Stockholm op 16 september 1982,
  - het verdrag tussen Oostenrijk en Spanje inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en schikkingen en van authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Wenen op 17 februari 1984,
  - het verdrag tussen Noorwegen en Oostenrijk inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken, ondertekend te Wenen op 21 mei 1984, en
  - het verdrag tussen Finland en Oostenrijk inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken, ondertekend te Wenen op 17 november l986.

  Art. 56. De in artikel 55 vermelde verdragen blijven van kracht ten aanzien van onderwerpen waarop dit verdrag niet van toepassing is.
  Zij blijven voorts van kracht met betrekking tot vóór de inwerkingtreding van dit verdrag gegeven beslissingen en verleden akten.

  Art. 57. 1. Dit verdrag laat onverlet de verdragen waarbij de Verdragsluitende Staten partij zijn of zullen zijn en die, voor bijzondere onderwerpen, de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen regelen.
  2. Dit verdrag staat er niet aan in de weg dat een gerecht van een Verdragsluitende Staat die partij is bij een in het eerste lid bedoeld verdrag, overeenkomstig dat verdrag kennis neemt van een zaak, ook indien de verweerder woonplaats heeft op het grondgebied van een Verdragsluitende Staat die geen partij is bij dat verdrag. Dat gerecht past in ieder geval artikel 20 van het onderhavige verdrag toe.
  3. Beslissingen die een gerecht van een Verdragsluitende Staat heeft gegeven uit hoofde van rechterlijke bevoegdheid die ontleend wordt aan een in het eerste lid bedoeld verdrag, worden in de andere Verdragsluitende Staten overeenkomstig titel III van het onderhavige verdrag erkend en ten uitvoer gelegd.
  4. Behalve op de gronden genoemd in titel III kan erkenning of tenuitvoerlegging worden geweigerd wanneer de aangezochte Staat geen partij is bij een in het eerste lid bedoeld verdrag en de persoon tegen wie erkenning of tenuitvoerlegging wordt gevraagd woonplaats heeft in die Staat, tenzij de beslissing volgens het recht van de aangezochte Staat anderszins kan worden erkend of ten uitvoer kan worden gelegd.
  5. Indien een in het eerste lid bedoeld verdrag, waarbij zowel de Staat van herkomst als de aangezochte Staat partij zijn, voorwaarden vaststelt voor de erkenning of tenuitvoerlegging van beslissingen, vinden die voorwaarden toepassing. In elk geval kunnen de bepalingen van het onderhavige verdrag betreffende de procedures voor erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen, worden toegepast.

  Art. 58. (Zonder voorwerp)

  Art. 59. Dit verdrag belet niet dat een Verdragsluitende Staat zich tegenover een derde Staat, bij een verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, verbindt om een beslissing niet te erkennen, welke, met name in een andere Verdragsluitende Staat, gegeven is tegen een verweerder die zijn woonplaats of zijn gewone verblijf had op het grondgebied van die derde Staat, indien in een door artikel 4 voorzien geval de beslissing slechts gegrond kon worden op een bevoegdheid als bedoeld in artikel 3, tweede lid.
  Een Verdragsluitende Staat kan zich echter niet jegens een derde Staat verbinden om een beslissing niet te erkennen, die in een andere Verdragsluitende Staat is gegeven door een gerecht dat zijn bevoegdheid grondt op de aanwezigheid in laatstgenoemde Staat van goederen die aan de verweerder toebehoren, of op het beslag dat door de eiser is gelegd op daar aanwezige goederen, 1. indien de vordering betrekking heeft op eigendom of bezit van die goederen, strekt tot verkrijging van machtiging daarover te beschikken, dan wel verband houdt met een ander geschil omtrent deze goederen, of
  2. indien de goederen de zekerheid vormen voor een schuld die het onderwerp is van de vordering.

  TITEL VIII. - Slotbepalingen.

  Art. 60. Aan dit verdrag kunnen deelnemen : a) de Staten die op het tijdstip waarop dit verdrag voor ondertekening wordt opengesteld, lid zijn van de Europese Gemeenschappen of van de Europese Vrijhandelsassociatie;
  b) de Staten die, nadat dit verdrag voor ondertekening is opengesteld, lid worden van de Europese Gemeenschappen of van de Europese Vrijhandelsassociatie,
  c) de Staten die overeenkomstig artikel 62, eerste lid, sub b), tot toetreding worden uitgenodigd.

  Art. 61. 1. Dit verdrag staat open voor ondertekening door de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen en van de Europese Vrijhandelsassociatie.
  2. Het verdrag wordt ter bekrachtiging voorgelegd aan de ondertekenende Staten. De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de Zwitserse Bondsraad.
  3. Het verdrag treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op de datum waarop twee Staten, waarvan de een lid is van de Europese Gemeenschappen en de ander van de Europese Vrijhandelsassociatie, hun akten van bekrachtiging nederleggen.
  4. Het verdrag wordt met betrekking tot elke andere ondertekenende Staat van kracht op de eerste dag van de derde maand volgende op het nederleggen van de akte van bekrachtiging van die Staat.

  Art. 62. 1. Na de inwerkingtreding kunnen tot dit verdrag toetreden : a) de in artikel 60, sub b), genoemde Staten;
  b) de overige Staten die daartoe door een Verdragsluitende Staat via de Staat van nederlegging zijn uitgenodigd. De Staat van nederlegging zal de betrokken Staat pas om toetreding verzoeken nadat hij de ondertekenende Staten alsook de overige in artikel 60, sub a) en b), vermelde Verdragsluitende Staten in kennis heeft gesteld. van de inhoud van de mededelingen die deze Staat overeenkomstig artikel 63 wil doen, en daarop hun algemene instemming heeft verkregen.
  2. Indien een toetredende Staat bijzonderheden voor de toepassing van protocol 1 wenst te verstrekken, worden daartoe onderhandelingen geopend. Voor deze onderhandelingen wordt een conferentie bijeengeroepen door de Zwitserse Bondsraad.
  3. Met betrekking tot elke toetredende Staat treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op het neerleggen van de akte van toetreding.
  4. Ten aanzien van een in het eerste lid, sub a) of b), bedoelde toetredende Staat treedt het verdrag echter slechts in werking in betrekkingen tussen deze Staat en de Verdragsluitende Staten die geen bezwaar tegen deze toetreding hebben gemaakt voor de eerste dag van de derde maand die volgt op het nederleggen van de akte van toetreding.

  Art. 63. De toetredende Staat doet bij het nederleggen van zijn akte van toetreding de voor de toepassing van de artikelen 3, 32, 37, 40, 41 en 55 van dit verdrag vereiste mededelingen en verstrekt zo nodig de bijzonderheden die tijdens de onderhandelingen voor de toepassing van protocol 1 worden vastgesteld.

  Art. 64. 1. Dit verdrag wordt gesloten voor een eerste periode van vijf jaar vanaf de datum waarop het overeenkomstig artikel 61, derde lid, in werking treedt, ook met betrekking tot Staten die het nadien bekrachtigen of die nadien toetreden.
  2. Aan het einde van de eerste periode van vijf jaar wordt het verdrag stilzwijgend van jaar tot jaar verlengd.
  3. Na het verstrijken van de eerste periode van vijf jaar kunnen de deelnemende Staten het verdrag te allen tijde opzeggen door middel van een kennisgeving aan de Zwitserse Bondsraad.
  4. De opzegging wordt van kracht aan het einde van het kalenderjaar volgende op het verstrijken van een periode van zes maanden na de datum van ontvangst door de Zwitserse Bondsraad van de kennisgeving van opzegging.

  Art. 65. Aan dit verdrag zijn toegevoegd : - een protocol 1, betreffende enkele onderwerpen van bevoegdheid, wijze van procederen en tenuitvoerlegging;
  - een protocol 2, betreffende de eenheid in de uitlegging van het verdrag;
  - een protocol 3, betreffende de toepassing van artikel 57.
  Deze protocollen maken deel uit van het verdrag.

  Art. 66. Iedere Verdragsluitende Staat kan verzoeken om herziening van dit verdrag. Daartoe roept de Zwitserse Bondsraad binnen zes maanden na het verzoek om herziening een conferentie voor de herziening bijeen.

  Art. 67. De Zwitserse Bondsraad geeft aan de Staten die vertegenwoordigd waren op de diplomatieke Conferentie van Lugano en aan de Staten die nadien zijn toegetreden tot het verdrag, kennis van :
  a) de nederlegging van elke akte van bekrachtiging of van toetreding;
  b) de data van inwerkingtreding van dit verdrag voor de Verdragsluitende Staten;
  c) de overeenkomstig artikel 64 ontvangen opzeggingen;
  d) de uit hoofde van artikel Ibis van protocol 1 ontvangen verklaringen;
  e) de uit hoofde van artikel Iter van protocol 1 ontvangen verklaringen;
  f) de uit hoofde van artikel IV van protocol 1 ontvangen verklaringen;
  g) de uit hoofde van artikel VI van protocol 1 gedane mededelingen.

  Art. 68. Dit verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de IJslandse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Noorse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, welke veertien teksten gelijkelijk authentiek zijn, zal worden nedergelegd in het archief van de Zwitserse Bondsraad, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift ervan toezendt aan de Regering van elke Staat die vertegenwoordigd was op de diplomatieke Conferentie van Lugano en aan de Regering van elke toetredende Staat Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit verdrag hebben gesteld.
  Gedaan te Lugano, de zestiende september negentienhonderd achtentachtig.

  BIJLAGEN.

  Art. N1. Protocol nr. 1 betreffende enkele onderwerpen van bevoegdheid, wijze van procederen en tenuitvoerlegging.
  (Voor het protocol, zie %%1988-09-16/31%%).

  Art. N2. Protocol nr. 2 betreffende de eenheid in de uitlegging van het verdrag.
  (Voor het protocol, zie %%1988-09-16/32%%).

  Art. N3. Protocol nr. 3 betreffende de toepassing van artikel 57.
  (Voor het protocol, zie %%1988-09-16/33%%).

  Art. N4. Verklaringen.

  Art. 1N4. Verklaring van de vertegenwoordigers van de regeringen van de Staten die het Verdrag van Lugano hebben ondertekend en lid zijn van de Europese Gemeenschappen over protocol 3 betreffende de toepassing van artikel 57 van het verdrag.
  Op het tijdstip van de ondertekening van het verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken te Lugano op 16 september 1988,
  VERKLAREN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LID-STATEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
  IN OVERWEGING NEMEND de verplichtingen die zij tegenover de Lid-Staten van de Europese Vrijhandelsassociatie hebben aangegaan, VERLANGENDE de eenheid van het door dit verdrag ingevoerde rechtsstelsel niet aan te tasten,
  Dat zij alles zullen doen wat in hun vermogen ligt om bij de opstelling van besluiten van de Gemeenschap als bedoeld in punt 1 van protocol 3 betreffende de toepassing van artikel 57, zorg te dragen voor de naleving van de bij dit Verdrag ingestelde regels inzake de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen.
  Ten blijke waarvan de ondergetekenden deze verklaring hebben ondertekend.
  Gedaan te Lugano, de zestiende september negentienhonderd achtentachtig.

  Art. 2N4. Verklaring van de vertegenwoordigers van de regeringen van de Staten die het verdrag van Lugano hebben ondertekend en lid zijn van de Europese Gemeenschappen.
  Op het tijdstip van de ondertekening van het verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken te Lugano op 16 september 1988,
  VERKLAREN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LID-STATEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
  dat zij het juist achten dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bij de uitlegging van het verdrag van Brussel naar behoren rekening houdt met de jurisprudentie over het verdrag van Lugano.
  Ten blijke waarvan de ondergetekenden deze verklaring hebben ondertekend.
  Gedaan te Lugano, de zestiende september negentienhonderd achtentachtig.

  Art. 3N4. Verklaring van de vertegenwoordigers van de Regeringen van de Staten die het verdrag van Lugano hebben ondertekend en lid zijn van de Europese Vrijhandelsassociatie.
  Op het tijdstip van de ondertekening van het verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken te Lugano op 16 september 1988,
  VERKLAREN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LID-STATEN VAN DE EUROPESE VRIJHANDELSASSOCIATIE,
  dat zij het juist achten dat hun gerechten bij de uitlegging van het verdrag van Lugano naar behoren rekening houden met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en van de gerechten van de Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen inzake de bepalingen van het verdrag van Brussel die in hoofdzaak in het verdrag van Lugano zijn overgenomen.
  Ten blijke waarvan de ondergetekenden deze verklaring hebben ondertekend.
  Gedaan te Lugano, de zestiende september negentienhonderd achtentachtig.

  Art. N5. Slotaktie. De vertegenwoordigers van :
  De Regering van het Koninkrijk België,
  De Regering van het Koninkrijk Denemarken
  De Regering van de Bondsrepubliek Duitsland,
  De Regering van de Helleense Republiek,
  De Regering van het Koninkrijk Spanje,
  De Regering van de Franse Republiek,
  De Regering van Ierland,
  De Regering van de Republiek IJsland,
  De Regering van de Italiaanse Republiek,
  De Regering van het Groothertogdom Luxemburg,
  De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,
  De Regering van het Koninkrijk Noorwegen,
  De Regering van de Republiek Oostenrijk,
  De Regering van de Portugese Republiek,
  De Regering van het Koninkrijk Zweden,
  De Regering van de Zwitserse Bondsstaat,
  De Regering van de Republiek Finland,
  De Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
  bijeengekomen te Lugano, de zestiende september negentienhonderd achtentachtig, voor de diplomatieke conferentie over de rechterlijke bevoegdheid in burgerlijke zaken, hebben vastgesteld dat de volgende teksten op deze conferentie zijn opgesteld en aangenomen :
  I. het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken;
  II. de volgende protocollen die deel uitmaken van het Verdrag :
  - Protocol nr. 1 betreffende enkele onderwerpen van bevoegdheid, wijze procederen en tenuitvoerlegging;
  - Protocol nr. 2 betreffende de eenheid van uitlegging van het Verdrag;
  - Protocol n r. 3 betreffende de toepassing van artikel 57.
  III. de volgende verklaringen :
  - Verklaring van de vertegenwoordigers van de Regeringen van de Staten die het Verdrag van Lugano hebben ondertekend en lid zijn van de Europese Gemeenschappen over Protocol nr. 3 betreffende de toepassing van artikel 57 van het Verdrag;
  - Verklaring van de vertegenwoordigers van de Regeringen van de Staten die het Verdrag van Lugano hebben ondertekend en lid zijn van de Europese Gemeenschappen;
  - Verklaring van de vertegenwoordigers van de Regeringen van de Staten die het Verdrag van Lugano hebben ondertekend en lid zijn van de Europese Vrijhandelsassociatie.

  Art. N6. Lijst van de gebonden landen.

  Staten            Datum van             Voorbehoud    Datum van
                    neerlegging van de    (Voorbeh.)    inwerkingtreding
                    bekrachtigings-       Verklaring
                    oorkonde (B), de      (Verkl.)
                    toetredings- (T),
                    de goedkeurings-
                    (G) of de
                    Statenopvolging
                    (S)
       
  Belgie            31 juli 1997                        1 oktober 1997
  Denemarken        20 december 1995      Verkl.        1 maart 1996
  Duitsland         14 december 1994      Verkl.        1 maart 1995
  Finland           27 april 1993                       1 juli 1993
  Frankrijk         3 augustus 1990       Voorbeh.      1 januari 1992
  Griekenland       11 juni 1997          Voorbeh.      1 september 1997
  Groot-Brittannie  5 februari 1992       Verkl.        1 mei 1992
  Ierland           27 september 1993     Verkl.        1 december 1993
  Ijsland           11 september 1995                   1 december 1995
  Italie            22 september 1992     Verkl.        1 december 1992
  Luxemburg         5 november 1991                     1 februari 1992
  Nederland         23 januari 1990       Verkl.        1 januari 1992
  Noorwegen         2 februari 1993                     1 mei 1993
  Oostenrijk        27 juni 1996          Verkl.        1 september 1996
  Portugal          14 april 1992                       1 juli 1992
  Spanje            30 augustus 1994                    1 november 1994
  Zweden            9 oktober 1992        Verkl.        1 januari 1993
  Zwitserland       18 oktober 1991       Voorbeh.      1 januari 1992



  Art. N7. Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, gedaan te Lugano op 16 september 1988. - Rapport.
  (Voor het verdrag, zie %%1988-09-16/34%%).

Aanhef Tekst Inhoudstafel Begin
   Preambule.
   DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,
   GELEID DOOR DE WENS op hun grondgebied de rechtsbescherming van degenen die er gevestigd zijn, te vergroten,
   OVERWEGENDE dat het daartoe noodzakelijk is de bevoegdheid van hun gerechten in internationaal verband vast te stellen, de erkenning van beslissingen te vergemakkelijken en, ter verzekering van de tenuitvoerlegging hiervan, alsmede van de tenuitvoerlegging van authentieke akten en gerechtelijke schikkingen, een vlotte rechtsgang in te voeren,
   ZICH BEWUST van hun onderlinge banden, die op economisch gebied zijn bekrachtigd door de vrijhandelsovereenkomsten tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Vrijhandelsassociatie,
   REKENING HOUDEND MET het verdrag van Brussel van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals dit gewijzigd is bij de toetredingsverdragen ingevolge de opeenvolgende uitbreidingen van de Europese Gemeenschappen,
   ERVAN OVERTUIGD dat de uitbreiding van de beginselen van dat verdrag tot de Staten die partij zijn bij het onderhavige instrument, de juridische en economische samenwerking in Europa zal versterken, VERLANGENDE een zo groot mogelijke eenheid in de uitlegging ervan te bewerkstelligen,
   HEBBEN in die geest BESLOTEN het onderhavige verdrag te sluiten en
   HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN :

Begin Eerste woord Laatste woord Aanhef
Inhoudstafel
Franstalige versie