3-127

3-127

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 13 OCTOBRE 2005 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Joris Van Hauthem à la vice-première ministre et ministre de la Justice sur «la notion de mariage religieux» (nº 3-998)

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Op 3 december 2004 stelde ik de minister een schriftelijke vraag omtrent de notie kerkelijk huwelijk. Aangezien deze vraag tot op heden nog niet werd beantwoord, zal ik ze mondeling stellen.

Overeenkomstig artikel 21 van de Grondwet moet het burgerlijk huwelijk altijd aan de huwelijksinzegening voorafgaan, behoudens de uitzonderingen geregeld door de wet.

Artikel 267 van het Strafwetboek luidt als volgt: `Iedere bedienaar van een eredienst die een huwelijk inzegent vóór de voltrekking van het burgerlijk huwelijk, wordt gestraft met een geldboete van vijftig euro tot vijfhonderd euro. (...) Pleegt de bedienaar opnieuw een misdrijf van dezelfde soort, dan kan hij bovendien worden veroordeeld tot gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden.'

In een arrest van 26 december 1876 stelde het Hof van Cassatie bovendien dat het verbod over te gaan tot inzegening van een huwelijk vóór de voltrekking van het burgerlijk huwelijk van toepassing is op elk soort religieus huwelijk.

De jongste decennia zijn een aantal erediensten die hier voorheen niet werden beleden, aan een opmars begonnen. Het Grondwetsartikel moet uiteraard binnen zijn historische context worden geplaatst. De vraag rijst dan ook hoe de notie kerkelijk huwelijk vandaag moet worden geïnterpreteerd.

Bij wijze van voorbeeld verwijs ik naar de krant Het Laatste Nieuws van 25 oktober 2004 waarin de leider van de Arabisch Europese Liga het volgende zegt: `Drie maanden geleden ben ik met een AEL-militante gehuwd, nog niet voor de wet, maar wel voor de islam.'

Wat betekent de notie kerkelijk huwelijk op dit ogenblik voor de overheid en hoe moeten artikel 21 van Grondwet, artikel 267 van het Strafwetboek en het vermelde arrest van het Hof van Cassatie worden geïnterpreteerd?

Valt elk religieus huwelijk, meer bepaald dat van alle in dit land aanwezige erkende en niet erkende godsdiensten, en dus ook een islamitisch huwelijk, onder deze bepalingen?

Hoe controleert de overheid de toepassing van deze grondwettelijke en wettelijke bepalingen, ook wat het rooms-katholieke huwelijk betreft?

Hoeveel overtredingen van deze wetsbepaling werden vastgesteld sinds de erkenning van de verschillende erediensten en welk gevolg werd aan deze vaststellingen gegeven?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - De eis dat het burgerlijk huwelijk prioriteit geniet op de huwelijksinzegening komt voort uit Franse wetgeving uit het begin van de 19de eeuw. Hiermee werd uiting gegeven aan de idee om de Kerk ondergeschikt te maken aan de Staat. De onderliggende redenering is dat geen huwelijkszegen kan worden uitgesproken over iets wat nog geen huwelijk is. Opdat deze verplichting zou worden nagekomen werd een strafbepaling toegevoegd.

De notie `kerkelijk huwelijk', waarover de heer Van Hauthem het had, staat noch in de Grondwet, noch in het Strafwetboek. In de toepasselijke wetsartikelen wordt gesproken over de `huwelijksinzegening'. Die terminologie wordt ook in de rechtspraak gebruikt. Senator Van Hauthem stelde zelf reeds dat het Hof van Cassatie zich in zijn arrest van 26 december 1876 over de reikwijdte van dit begrip uitsprak. Het Hof stelde dat het verbod om over te gaan tot de inzegening van een huwelijk vóór de voltrekking van het burgerlijk huwelijk van toepassing is op elk soort religieus huwelijk. De notie `kerkelijk huwelijk' is bijgevolg te beperkt. De bepalingen slaan op elk huwelijk dat niet door een burgerrechtelijk bevoegde instantie wordt ingezegend. De centrale vereiste is dat twee huwelijkskandidaten die voor een Belgische instantie wensen te huwen hun huwelijk moeten laten voltrekken door de ambtenaar van de burgerlijke stand, alvorens tot een andere ceremonie over te gaan.

Natuurlijk gelden deze bepalingen ook voor het islamitische huwelijk. Voor burgerlijke huwelijken die voltrokken worden in België of voor een Belgische diplomatieke post geldt dat een voorafgaand religieus huwelijk leidt tot de toepassing van de strafbepaling van artikel 267 van het Strafwetboek. Door deze bepaling wordt de bedienaar van de eredienst bijkomend onder druk gezet om na te gaan of het huwelijk reeds burgerrechtelijk is voltrokken.

Volgens artikel 267 van het Strafwetboek is hierop slechts één uitzondering mogelijk: het huwelijk in extremis. Huwelijken die in het buitenland werden voltrokken waarvoor de plaatselijke wetgeving een religieus huwelijk vóór een burgerlijk huwelijk mogelijk maakt, kunnen in België wel worden erkend. Die regel geldt ook voor het huwelijk van twee Belgen. Ik verwijs in dit verband naar de rechtspraak van de rechtbank van Brussel van 30 juni 1972 en 16 december 1967. Ook het Franse Hof van Cassatie heeft reeds een uitspraak gedaan over een joods, een Turks-orthodox en een Armeens-orthodox huwelijk.

Volgens de statistieken inzake veroordelingen van de Dienst Strafrechtelijk Beleid is het wanbedrijf van een huwelijksinzegening vóór de voltrekking van het burgerlijk huwelijk sinds 1993 niet meer voorgekomen. Vóór 1993 stond het Nationaal Instituut voor Statistiek in voor de vergaring van de desbetreffende gegevens. Voor die periode verwijs ik de heer Van Hauthem naar mijn collega, bevoegd voor Economie, KMO, Middenstand en Energie.

Uit een vraag aan het college van procureurs-generaal bleek dat alleen in het arrondissement Dendermonde enkele gevallen waren geregistreerd.

Eén religieus huwelijk in 2000 en één in 2001 werden beide zonder gevolg geklasseerd. In 2003 werd één zaak geregistreerd. Ze werd tot beschikking aan het parket van Brussel overgemaakt. In 2004 zijn vier zaken binnengekomen op parketniveau, waarvan twee zonder gevolg werden geklasseerd. Eén werd afgehandeld met een minnelijke schikking en één werd tot beschikking overgemaakt aan het parket van Antwerpen. In 2005 werden twee zaken geregistreerd, waarvoor het onderzoek nog niet is beëindigd.

Het parket van Charleroi heeft geen zaken geregistreerd, maar informeerde me op de hoogte te zijn van enkele religieuze huwelijken. De betrokkenen verklaarden telkens de naam van de imam die het huwelijk had voltrokken niet te kennen.

Het parket van Doornik en dat van Brussel gaven me te kennen dat hun informaticasysteem geen opzoekingen terzake toelaat.

De parketten van Oudenaarde, Brugge, Kortrijk, Ieper, Veurne, Bergen, Tongeren, Luik en Gent zijn niet op de hoogte van dergelijke dossiers.

Cela dit, j'en ai parlé au collège des procureurs généraux. J'estime qu'il faut se montrer beaucoup plus proactif en la matière, dans le cadre du plan d'action contre le radicalisme, pour empêcher que des prédicateurs, quels qu'ils soient, continuent à célébrer des mariages indépendamment des règles légales et, par ce biais, installent beaucoup plus encore la dépendance d'une partie de la population vis-à-vis d'eux. J'ai donc demandé que le collège des procureurs généraux puisse prendre ce dossier en charge et me soumette des propositions pour que nous puissions, en la matière, mener une politique beaucoup plus proactive vis-à-vis des forces de l'ordre, des parquets et des cours et tribunaux.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Ik dank de vice-eerste minister voor haar uitvoerig antwoord, waarin zij onder meer heeft geschetst hoe de betrokken Grondwetsbepaling tot stand is gekomen. Het gaat inderdaad over een huwelijksinzegening, en niet over een kerkelijk huwelijk.

Heb ik het goed begrepen dat uitzonderingen mogelijk zijn als het religieus huwelijk in het buitenland is voltrokken?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Justitie. - Er zijn inderdaad uitzonderingen mogelijk.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Vooral het laatste onderdeel van het antwoord van de vice-eerste minister is betekenisvol. Ik vraag me af of de betrokken notie nog wel in de Grondwet thuis hoort. Indertijd werd ze, gelet op de politieke context, terecht opgenomen, maar nu blijkt men geen zicht meer te hebben op wat er precies gebeurt met deze principiële kwestie. Het stemt me tevreden dat de vice-eerste minister dit probleem in een ander kader opvolgt.