Nieuw Burgerlijk Wetboek
Ondertitel 2. Bekwaamheid
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Art. 4.135. Bekwaamheid als regel
Eenieder kan een gift doen, en eenieder kan een gift ontvangen, behalve de personen die de wet daartoe onbekwaam verklaart.
Art. 4.136. Gezondheid van geest
Om een gift te kunnen doen, moet men gezond van geest zijn.
Art. 4.137. Ongeboren kind
Om bij schenking te verkrijgen, is het voldoende dat men verwekt was op het ogenblik van de schenking.
Om bij testament te verkrijgen, is het voldoende dat men verwekt was op het ogenblik van de dood van de testator.
Niettemin zal de schenking of het testament slechts gevolg hebben indien het kind levensvatbaar wordt geboren.
Hoofdstuk 2. Minderjarigen en beschermde meerderjarigen
Art. 4.138. Minderjarigen
Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaar niet bereikt heeft, kan geen gift doen, behoudens hetgeen in ondertitel 9 bepaald is.
Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaar bereikt heeft, kan alleen bij testament beschikken, en slechts ten belope van de helft van de goederen waarover de wet de meerderjarige toelaat te beschikken.
Art. 4.139. Beschermde meerderjarigen
Met behoud van de toepassing van zowel artikel 4.138 als van artikel 499/7, § 4, van het oud Burgerlijk Wetboek, kan de persoon die op grond van artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek onbekwaam is verklaard om te beschikken, hetzij bij schenking hetzij bij testament, toch beschikken na machtiging, op zijn verzoek, door de in artikel 628, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde vrederechter.
De vrederechter oordeelt over de wilsbekwaamheid van de beschermde persoon.
Als de vrederechter met toepassing van het eerste lid de beschermde persoon toestaat bij testament te beschikken, kan deze alleen bij authentieke akte een testament maken, zonder dat hij het ontwerp ervan aan de vrederechter moet voorleggen.
In afwijking van het derde lid kan de vrederechter toestaan dat een testament in internationale vorm wordt opgesteld wanneer aan de in artikel 4.183 bedoelde vormvereisten voor het notarieel testament niet kan worden voldaan wegens de lichamelijke ongeschiktheid van de beschermde persoon.
Bovendien mag de vrederechter de machtiging om te schenken weigeren indien de schenking de beschermde persoon of zijn onderhoudsgerechtigden behoeftig dreigt te maken.
Hoofdstuk 3. Specifieke onbekwaamheden
Art. 4.140. Voogd
Een minderjarige, al heeft hij de leeftijd van zestien jaar bereikt, kan, zelfs bij testament, geen beschikking maken ten voordele van zijn voogd.
Een minderjarige kan, wanneer hij meerderjarig geworden is, noch bij schenking, noch bij testament, beschikken ten voordele van zijn gewezen voogd, zolang de slotrekening over de voogdij niet gedaan en aangezuiverd is.
Het bepaalde in het eerste en het tweede lid is niet van toepassing op de verwanten in de opgaande lijn van de minderjarige, die zijn voogd zijn of geweest zijn.
Art. 4.141. Bewindvoerder
De in boek 1, titel XI, hoofdstuk II/1, van het oud Burgerlijk Wetboek bedoelde bewindvoerder en eenieder die een gerechtelijk mandaat uitoefent, kunnen geen voordeel genieten van giften die de beschermde persoon of de persoon ten aanzien van wie dit mandaat wordt uitgeoefend tijdens de rechterlijke bescherming of dit mandaat in hun voordeel mocht hebben gedaan.
Deze bepaling is niet van toepassing op de personen bedoeld in artikel 496, eerste lid, van het oud Burgerlijk Wetboek en in artikel 4.142, derde lid, 2° en 3°.
Art. 4.142. Artsen en zorgverstrekkers
Gezondheidszorgbeoefenaars, die een persoon hebben behandeld gedurende de ziekte waaraan hij overleden is, kunnen geen voordeel genieten van giften die hij, in de loop van die ziekte, in hun voordeel mocht hebben gedaan.
Beheerders en personeelsleden van instellingen voor residentiële ouderenzorg kunnen geen voordeel genieten van giften die een persoon die in hun instelling heeft verbleven gedurende zijn verblijf aldaar te hunnen behoeve mocht hebben gedaan.
Hiervan zijn uitgezonderd:
1° de giften tot vergoeding van diensten, onder bijzondere titel gemaakt, met inachtneming van het vermogen van de beschikker en van de bewezen diensten;
2° de giften ten voordele van verwanten tot en met de vierde graad, voor zover de overledene geen erfgenamen in de rechte lijn achterlaat; tenzij degene ten voordele van wie de beschikking gemaakt is, zelf tot die erfgenamen behoort;
3° de giften ten voordele van de echtgenoot, de wettelijk samenwonende of de persoon met de wie de beschikker een feitelijk gezin vormt.
Dezelfde regels worden in acht genomen ten aanzien van de bedienaren van de erediensten en andere geestelijken, alsmede ten aanzien van de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad.
Art. 4.143. Rechtspersonen
Voor schenkingen of legaten ten voordele van rechtspersonen is machtiging of goedkeuring vereist indien de wet daarin voorziet.
Indien de rechtspersoon aan wie een schenking aangeboden wordt ze slechts na machtiging of goedkeuring kan aanvaarden, kan hij de schenking voorlopig aanvaarden, zoals nader in artikel 4.161, derde lid, bepaald.
Art. 4.144. Tussenpersonen
Iedere gift ten voordele van een onbekwame is nietig, ook wanneer men ze vermomt onder de vorm van een contract onder bezwarende titel, en wanneer men ze maakt op naam van tussenpersonen.
Als tussenpersonen worden beschouwd de ouders, de kinderen en afstammelingen en de echtgenoot van de onbekwame of de persoon met wie deze wettelijk samenwoont.
Belgisch oud Burgerlijk Wetboek
Boek III. - Titel II. - Schenkingen onder de levenden en testamenten
Hoofdstuk II. - Bekwaamheid om te beschikken of te verkrijgen bij schenking onder de levenden of bij testament
Art. 901. Om een schenking onder de levenden te kunnen doen of een testament te kunnen maken, moet men gezond van geest zijn.
Art. 902. Alle personen kunnen beschikken en verkrijgen, hetzij bij schenking onder de levenden, hetzij bij testament, uitgezonderd degenen die de wet daartoe onbekwaam verklaart.
Art. 903. Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren niet bereikt heeft, kan geenszins beschikken, behoudens hetgeen in hoofdstuk IX van deze titel bepaald is.
Art. 904. Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren bereikt heeft, kan alleen bij testament beschikken, en slechts ten belope van de helft van de goederen waarover de wet de meerderjarige toelaat te beschikken.
Art. 906. Om bij schenking onder de levenden te kunnen verkrijgen, is het voldoende dat men verwekt was op het ogenblik van de schenking.
Om bij testament te kunnen verkrijgen, is het voldoende dat men verwekt was op het ogenblik van de dood van de erflater.
Niettemin zal de schenking of het testament slechts gevolg hebben indien het kind levensvatbaar wordt geboren.
Art. 907. Een minderjarige, al heeft hij de leeftijd van zestien jaren bereikt, kan, zelfs bij testament, geen beschikking maken ten voordele van zijn voogd.
Een minderjarige kan, wanneer hij meerderjarig geworden is, noch bij schenking onder de levenden, noch bij testament, beschikken ten voordele van zijn gewezen voogd, zolang de slotrekening over de voogdij niet gedaan en aangezuiverd is.
Het voor de twee voorafgaande gevallen bepaalde is niet van toepassing op de bloedverwanten in de opgaande lijn van de minderjarige, die zijn voogd zijn of geweest zijn.
Art. 909. Doctors in de genees-, heel- en verloskunde, officieren van gezondheid en apothekers, die een persoon hebben behandeld gedurende de ziekte waaraan hij overleden is, kunnen geen voordeel genieten van beschikkingen onder de levenden of bij testament, die hij, in de loop van die ziekte, te hunnen behoeve mocht hebben gemaakt.
Beheerders en personeelsleden van rustoorden, rust- en verzorgingstehuizen alsmede van om het even welke collectieve woonstructuur ook voor bejaarden kunnen geen voordeel genieten van beschikkingen onder de levenden of bij testament die een persoon die in hun instelling heeft verbleven gedurende zijn verblijf aldaar te hunnen behoeve mocht hebben gemaakt.
Hiervan zijn uitgezonderd :
1° de beschikkingen tot vergelding van diensten, onder bijzondere titel gemaakt, met inachtneming van het vermogen van de beschikker en van de bewezen diensten;
2° De algemene beschikkingen ten voordele van bloedverwanten tot en met de vierde graad, mits de overledene geen erfgenamen in de rechte lijn achterlaat; tenzij degene ten voordele van wie de beschikking gemaakt is, zelf tot die erfgenamen behoort;
3° de beschikkingen ten voordele van de echtgenoot, de wettelijk samenwonende of de persoon met de wie de beschikker een feitelijk gezin vormt.
Dezelfde regels worden in acht genomen ten aanzien van de bedienaren van de erediensten en andere geestelijken, alsmede ten aanzien van de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad.
Art. 910. Beschikkingen onder de levenden of bij testament ten voordele van de armen van een gemeente, of van instellingen van openbaar nut, hebben slechts gevolg voor zover daartoe machtiging wordt verleend overeenkomstig artikel 231 van de gemeentewet en overeenkomstig de wet van 12 juli 1931.
Beschikkingen onder de levenden of bij testament ten voordele van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, hebben slechts gevolg voor zover zij door de raad voor maatschappelijk welzijn van dat centrum worden aanvaard.
Art. 911. Iedere beschikking ten voordele van een onbekwame is nietig, hetzij men ze vermomt onder de vorm van een overeenkomst onder bezwarende titel, hetzij men ze maakt op naam van tussenpersonen.
Als tussenpersonen worden beschouwd de ouders, de kinderen en afstammelingen en de echtgenoot van de onbekwame of de persoon met wie deze wettelijk samenwoont.