Belgisch Burgerlijk Wetboek
Boek III. - Titel II. - Schenkingen onder de levenden en testamenten
Hoofdstuk II. - Bekwaamheid om te beschikken of te verkrijgen bij schenking onder de levenden of bij testament
Art. 901. Om een schenking onder de levenden te kunnen doen of een testament te kunnen maken, moet men gezond van geest zijn.
Art. 902. Alle personen kunnen beschikken en verkrijgen, hetzij bij schenking onder de levenden, hetzij bij testament, uitgezonderd degenen die de wet daartoe onbekwaam verklaart.
Art. 903. Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren niet bereikt heeft, kan geenszins beschikken, behoudens hetgeen in hoofdstuk IX van deze titel bepaald is.
Art. 904. Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren bereikt heeft, kan alleen bij testament beschikken, en slechts ten belope van de helft van de goederen waarover de wet de meerderjarige toelaat te beschikken.
Art. 906. Om bij schenking onder de levenden te kunnen verkrijgen, is het voldoende dat men verwekt was op het ogenblik van de schenking.
Om bij testament te kunnen verkrijgen, is het voldoende dat men verwekt was op het ogenblik van de dood van de erflater.
Niettemin zal de schenking of het testament slechts gevolg hebben indien het kind levensvatbaar wordt geboren.
Art. 907. Een minderjarige, al heeft hij de leeftijd van zestien jaren bereikt, kan, zelfs bij testament, geen beschikking maken ten voordele van zijn voogd.
Een minderjarige kan, wanneer hij meerderjarig geworden is, noch bij schenking onder de levenden, noch bij testament, beschikken ten voordele van zijn gewezen voogd, zolang de slotrekening over de voogdij niet gedaan en aangezuiverd is.
Het voor de twee voorafgaande gevallen bepaalde is niet van toepassing op de bloedverwanten in de opgaande lijn van de minderjarige, die zijn voogd zijn of geweest zijn.
Art. 909. Doctors in de genees-, heel- en verloskunde, officieren van gezondheid en apothekers, die een persoon hebben behandeld gedurende de ziekte waaraan hij overleden is, kunnen geen voordeel genieten van beschikkingen onder de levenden of bij testament, die hij, in de loop van die ziekte, te hunnen behoeve mocht hebben gemaakt.
Beheerders en personeelsleden van rustoorden, rust- en verzorgingstehuizen alsmede van om het even welke collectieve woonstructuur ook voor bejaarden kunnen geen voordeel genieten van beschikkingen onder de levenden of bij testament die een persoon die in hun instelling heeft verbleven gedurende zijn verblijf aldaar te hunnen behoeve mocht hebben gemaakt.
Hiervan zijn uitgezonderd :
1° de beschikkingen tot vergelding van diensten, onder bijzondere titel gemaakt, met inachtneming van het vermogen van de beschikker en van de bewezen diensten;
2° De algemene beschikkingen ten voordele van bloedverwanten tot en met de vierde graad, mits de overledene geen erfgenamen in de rechte lijn achterlaat; tenzij degene ten voordele van wie de beschikking gemaakt is, zelf tot die erfgenamen behoort;
3° de beschikkingen ten voordele van de echtgenoot, de wettelijk samenwonende of de persoon met de wie de beschikker een feitelijk gezin vormt.
Dezelfde regels worden in acht genomen ten aanzien van de bedienaren van de erediensten en andere geestelijken, alsmede ten aanzien van de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad.
Art. 910. Beschikkingen onder de levenden of bij testament ten voordele van de armen van een gemeente, of van instellingen van openbaar nut, hebben slechts gevolg voor zover daartoe machtiging wordt verleend overeenkomstig artikel 231 van de gemeentewet en overeenkomstig de wet van 12 juli 1931.
Beschikkingen onder de levenden of bij testament ten voordele van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, hebben slechts gevolg voor zover zij door de raad voor maatschappelijk welzijn van dat centrum worden aanvaard.
Art. 911. Iedere beschikking ten voordele van een onbekwame is nietig, hetzij men ze vermomt onder de vorm van een overeenkomst onder bezwarende titel, hetzij men ze maakt op naam van tussenpersonen.
Als tussenpersonen worden beschouwd de ouders, de kinderen en afstammelingen en de echtgenoot van de onbekwame of de persoon met wie deze wettelijk samenwoont.