HOOFDSTUK 1. [
1 - Verbodsbepalingen]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.229. [
1 § 1. De insolventierechtbank die het faillissement heeft uitgesproken of, wanneer het faillissement in het buitenland is uitgesproken de insolventierechtbank te Brussel, kan, indien blijkt dat
een kennelijke grove fout van de gefailleerde heeft bijgedragen tot het faillissement, deze bij een met redenen omkleed vonnis
verbod opleggen persoonlijk of door een tussenpersoon een onderneming uit te baten.
§ 2. Indien blijkt dat de gefailleerde of de bestuurders en de zaakvoerders van de gefailleerde rechtspersoon, zonder wettig verhinderd te zijn, hebben verzuimd de verplichtingen gesteld bij artikel XX.18 na te leven, kan de insolventierechtbank te Brussel, wanneer het faillissement is uitgesproken in het buitenland, aan deze personen bij een met redenen omkleed vonnis het verbod opleggen om persoonlijk of door toedoen van een tussenpersoon, de functie van bestuurder, commissaris of zaakvoerder in een rechtspersoon, enige functie waarbij macht wordt verleend om een rechtspersoon te verbinden, de functie van persoon belast met het bestuur van een vestiging in België bedoeld in artikel 59 van het Wetboek van vennootschappen of het beroep van effectenmakelaar of correspondenteffectenmakelaar uit te oefenen.
De rechtbank spreekt zich uit over het verbod na dagvaarding bepaald in artikel XX.230 dan wel ambtshalve en met inachtname van artikel XX.231 bij de sluiting van het faillissement.
§ 3
. Voor de toepassing van dit artikel worden met de gefailleerde gelijkgesteld, de bestuurders en zaakvoerders van een failliet verklaarde rechtspersoon wier ontslag niet een jaar voor de faillietverklaring is bekendgemaakt, alsmede enig ander persoon die zonder beheerder of zaakvoerder te zijn, werkelijk de bevoegdheid zal gehad hebben de failliet verklaarde rechtspersoon te beheren.
§ 4. Daarenboven kan de rechtbank van koophandel die het faillissement van de rechtspersoon heeft uitgesproken, of de insolventierechtbank te Brussel wanneer het in het buitenland is uitgesproken, indien blijkt dat een kennelijke grove fout van een van de personen, krachtens paragraaf 3 gelijkgesteld met de gefailleerde, heeft bijgedragen tot het faillissement, aan deze persoon bij een met redenen omkleed vonnis het
verbod opleggen om persoonlijk of door een tussenpersoon, enige taak die de bevoegdheid inhoudt om een rechtspersoon rechtsgeldig te verbinden.
§ 5. De duur van het verbod bepaald in de paragrafen 1, 3 en 4 wordt vastgesteld door de rechtbank. Hij bedraagt
maximum tien jaar.
De duur van het verbod bepaald
in paragraaf 2 wordt vastgesteld door de rechtbank. Hij bedraagt drie jaar.
§ 6. De rechtbank kan het verbod
voorwaardelijk opleggen voor een duur van drie jaar of de uitspraak opschorten voor een zelfde duur.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.230. [
1 De gefailleerde of een van de personen krachtens artikel XX.229 gelijkgesteld met de gefailleerde, worden gedagvaard voor de insolventierechtbank op vordering van het openbaar ministerie of van een schuldeiser die niet werd betaald in het faillissement.
De termijn om te verschijnen is acht dagen.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.231.[
1 Op de bepaalde dag, of de dag waarop de zaak is verdaagd, hoort de rechtbank de gefailleerde, in voorkomend geval bijgestaan door zijn raadsman, in raadkamer. Zij kan eveneens enig ander persoon horen indien zij zulks dienstig acht, onder meer de rechter-commissaris wanneer het faillissement in België is uitgesproken.
In voorkomend geval wordt het openbaar ministerie gehoord in zijn advies.
Het vonnis wordt in openbare terechtzitting uitgesproken.
Het wordt bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad en de griffier geeft er kennis van bij gerechtsbrief aan de gefailleerde [
2 ...]
2.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<W
2018-04-15/14, art. 247, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.232.[
1 De gefailleerde of een van de personen krachtens artikel XX.229 en het openbaar ministerie kunnen hoger beroep instellen. De termijn van hoger beroep loopt vanaf de kennisgeving.
Van het verzoek om te verschijnen wordt aan de gefailleerde kennis gegeven door de griffie van het hof van beroep. Wanneer het hoger beroep is ingesteld door het openbaar ministerie, wordt het afschrift van het verzoekschrift bij de uitnodiging gevoegd.
De termijn om te verschijnen is acht dagen.
Het hof van beroep doet uitspraak binnen een maand na het hoger beroep.
Op de vastgestelde dag hoort het hof van beroep de gefailleerde, die in voorkomend geval door zijn raadsman wordt bijgestaan. Het hof kan eveneens enig ander persoon horen indien het zulks dienstig acht.
Het openbaar ministerie wordt gehoord in zijn advies.
Van het arrest wordt binnen drie dagen bij gerechtsbrief aan de gefailleerde kennis gegeven [
2 ...]
2.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<W
2018-04-15/14, art. 248, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.233. [
1 De termijn van cassatieberoep is twee maand te rekenen van de kennisgeving van het arrest.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt het cassatieberoep ingeleid en wordt de zaak beslecht in de vormen en binnen de termijnen als voorgeschreven in burgerlijke zaken. De bijstand van een advocaat bij het Hof van Cassatie is evenwel niet verplicht.
Het cassatieberoep heeft geen opschortende werking.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.234. [
1 Elke
overtreding van het bij de vorige artikelen gestelde verbod wordt gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaren en met geldboete van 25 euro tot 250 euro. De bepalingen van boek I van het Wetboek van Strafrecht, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn op die misdrijven van toepassing.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.235. [
1 De arresten en vonnissen waarbij het verbod wordt opgelegd, houden op gevolg te hebben:
- indien het vonnis van faillietverklaring wordt ingetrokken;
- indien de gefailleerde rehabilitatie verkrijgt.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.236. [
1 Dit hoofdstuk is niet toepasselijk bij faillissement van een onderneming die onderworpen is aan tuchtregels vastgesteld door of krachtens een wet.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>