Afdeling 6. [
1 - Gevolgen van de beslissing tot reorganisatie]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.50. [
1 Tijdens de duur van de opschorting kan voor schuldvorderingen in de opschorting geen enkel middel van tenuitvoerlegging op de roerende of onroerende goederen van de schuldenaar worden voortgezet of aangewend.
Tijdens dezelfde periode kan de schuldenaar niet worden failliet verklaard behoudens op aangifte van de schuldenaar zelf en, indien de schuldenaar een rechtspersoon is, kan deze niet gerechtelijk worden ontbonden.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.51.[
1 § 1. Tijdens de opschorting kan voor schuldvorderingen in de opschorting geen enkel beslag worden gelegd, onverminderd het recht van de schuldeiser om een wettelijke of conventionele zekerheid te vestigen. Op dergelijke zekerheden is artikel XX.111, 3°, niet van toepassing.
De reeds eerder gelegde beslagen behouden hun bewarend karakter, maar de rechtbank kan, naar gelang van de omstandigheden, er handlichting gegeven wordt na de gedelegeerde rechter gehoord te hebben in zijn verslag en na de schuldeiser en de schuldenaar gehoord te hebben, in zoverre de handlichting geen beduidend nadeel veroorzaakt aan de schuldeiser. Het verzoek tot handlichting wordt ingeleid bij verzoekschrift.
§ 2. Indien de dag die vastgesteld is om over te gaan tot de gedwongen verkoop van roerende goederen afloopt binnen een termijn van twee maanden na het neerleggen van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, en indien de schuldenaar, in voorkomend geval, geen gebruik gemaakt heeft van het recht tot schorsing in toepassing van artikel XX.44, § 2, of indien zijn verzoek werd verworpen, kunnen de werkzaamheden van verkoop op beslag worden verdergezet, ondanks het vonnis tot opening van gerechtelijke reorganisatie. De schuldenaar die geen gebruik gemaakt heeft van het recht tot schorsing in toepassing van artikel XX.44, § 2, kan alsnog aan de rechtbank vragen de schorsing uit te spreken na de gedelegeerd rechter te hebben gehoord in zijn verslag, en de schuldenaar. Het verzoek tot schorsing van de verkoop heeft geen schorsende werking. Indien de schorsing van de verkoop is uitgesproken, zullen de kosten voortgebracht uit deze schorsing ten laste zijn van de verzoeker. De termijnen worden berekend overeenkomstig de artikelen 52 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
§ 3. Indien de dag die vastgesteld werd om over te gaan tot de gedwongen verkoop van onroerende goederen afloopt binnen een termijn van twee maanden na het neerleggen van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, en indien de schuldenaar geen gebruik gemaakt heeft van het recht tot schorsing in toepassing van artikel XX.44, § 2, of indien zijn verzoek werd verworpen, kunnen de werkzaamheden van verkoop op beslag worden verdergezet, ondanks het vonnis tot opening van de gerechtelijke reorganisatie. De termijnen worden berekend overeenkomstig artikelen 52 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
Alleszins zal de notaris de verkoopswerkzaamheden dienen te schorsen indien de volgende cumulatieve voorwaarden vervuld zijn:
1° de rechtbank spreekt de schorsing van de gedwongen verkoopswerkzaamheden uit, op uitdrukkelijk verzoek van de schuldenaar in zijn verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, vooraf of gelijktijdig met de beslissing tot opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, na de gedelegeerd rechter te hebben gehoord in zijn verslag, evenals [
2 de ingeschreven hypothecaire en bevoorrechte schuldeisers, de beslagleggende schuldeiser]
2 en de schuldenaar. Het verzoek tot schorsing van de verkoop heeft geen schorsend effect. De werkelijke kosten waaraan de notaris werd blootgesteld in het kader van de gedwongen verkoop, tussen zijn aanstelling en het neerleggen van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, zijn ten laste van de schuldenaar;
2° een met deze kosten overeenstemmend bedrag wordt overgemaakt op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder;
3° De gerechtsdeurwaarder stelt de notaris onmiddellijk in kennis hiervan per exploot;
Deze voorwaarden dienen ten minste drie werkdagen voor de dag die werd vastgesteld om over te gaan tot de gedwongen verkoop, te worden vervuld.
De gerechtsdeurwaarder maakt het overgeschreven bedrag over in handen van de notaris binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de ontvangst ervan. Dit bedrag zal bestemd zijn voor de betaling [
2 van deze kosten]
2.
§ 4. In geval van beslag lastens verscheidene schuldenaren van wie een van hun een verzoek tot gerechtelijke reorganisatie heeft ingediend, wordt de gedwongen verkoop van roerende en onroerende goederen voortgezet overeenkomstig de regels van het roerend of onroerend beslag afhankelijke van het geval [
2 , zonder afbreuk te doen aan paragrafen 1 tot 3]
2. In geval van verkoop op uitvoerend onroerend beslag maakt de notaris in voorkomend geval, na betaling van de [
2 ...]
2 hypothecaire en bevoorrechte schuldeisers, het saldo over van het deel van de verkoopprijs dat toekomt aan de schuldenaar, aan deze laatste of aan de gerechtsmandataris in geval van opening van een procedure door overdracht onder gerechtelijk gezag. Deze betaling is bevrijdend evenals de betaling gedaan door de koper overeenkomstig artikel 1641 van het Gerechtelijk Wetboek.
§ 5. In ieder geval dient de schuldenaar onmiddellijk de notaris of de gerechtsdeurwaarder belast met de verkoop van het goed schriftelijk in kennis te stellen van de neerlegging van het verzoekschrift bedoeld in artikel XX.41. Indien een verzoek tot schorsing van de verkoop werd ingesteld door middel van dit verzoekschrift, dient de schuldenaar gelijktijdig de notaris hiervan in kennis te stellen.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<W
2018-04-15/14, art. 225, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.52. [
1 De opschorting heeft geen weerslag op het pand dat specifiek betrekking heeft op schuldvorderingen. Een pand op een handelsfonds, op een landbouwexploitatie of op een algemeenheid van goederen dat schuldvorderingen omvat, is geen pand dat specifiek betrekking heeft op schuldvorderingen.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.53. [
1 De opschorting staat de vrijwillige betaling door de schuldenaar van schuldvorderingen in de opschorting niet in de weg in zoverre die betaling vereist is voor de continuïteit van de onderneming.
De artikelen XX.111, 2°, en XX.112 zijn niet toepasselijk op de betalingen die tijdens de periode van opschorting worden gedaan.
De schuldvorderingen in de opschorting worden niet in aanmerking genomen in de regelgeving op de overheidsopdrachten om te bepalen of de schuldenaar al dan niet de nadere regels inzake de terugbetaling van de desbetreffende schulden naleeft. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of het bestuur van de belastingen maakt geen gewag van die schulden in de attesten die ze afleveren.
De in artikel 1798 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde rechtstreekse vordering wordt niet verhinderd door het vonnis dat de gerechtelijke reorganisatie van de aannemer open verklaart en evenmin door latere beslissingen die door de rechtbank zijn gewezen tijdens de gerechtelijke reorganisatie of met toepassing van artikel XX.84, § 2.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.54. [
1 § 1. De opschorting komt ten goede aan de echtgenoot, gewezen echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende van de schuldenaar, die persoonlijk medeverbonden zijn voor de contractuele schulden van de schuldenaar die verbonden zijn met diens beroepsactiviteit. De opschorting komt hen niet ten goede voor persoonlijke of gemeenschappelijke schulden volgend uit overeenkomsten door hen gesloten, ongeacht of die overeenkomsten alleen of samen met de schuldenaar werden gesloten, en die vreemd zijn aan de beroepsactiviteit van de schuldenaar.
Deze bescherming kan de wettelijk samenwonende van wie de verklaring van wettelijke samenwoning werd afgelegd in de zes maanden vóór het indienen van het in artikel XX.41, § 1, bedoelde verzoekschrift tot het instellen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie, niet tot voordeel strekken.
§ 2. Onverminderd de toepassing van de artikelen 2043bis tot 2043octies van het Burgerlijk Wetboek, strekt de opschorting niet tot voordeel van de medeschuldenaars en de stellers van persoonlijke zekerheden.
§ 3. Vanaf het vonnis dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie open verklaart, kan de natuurlijke persoon die kosteloos een persoonlijke zekerheid heeft gesteld voor de schuldenaar, vragen dat de rechtbank voor recht zou verklaren dat het bedrag van de persoonlijke zekerheid kennelijk niet evenredig is met de mogelijkheid, op het ogenblik waarop de opschorting wordt toegekend, die hij heeft de schuld terug te betalen, waarbij die mogelijkheid moet worden beoordeeld zowel ten aanzien van zijn roerende en onroerende goederen als ten aanzien van zijn inkomsten.
Daartoe vermeldt de verzoeker in zijn verzoekschrift:
1° zijn identiteit, beroep en woonplaats;
2° de identiteit en woonplaats van de titularis van de vordering waarvan de betaling gewaarborgd is door de zekerheidsteller;
3° de verklaring dat zijn verbintenis niet in verhouding is, bij het openen van de procedure, met zijn inkomsten en vermogen;
4° de kopie van zijn laatste aangifte en het laatste aanslagbiljet in de personenbelasting;
5° het overzicht van alle activa en passiva die zijn patrimonium vormen;
6° de stukken die de verbintenis houdende de kosteloze zekerheidstelling en de omvang ervan staven;
7° elk ander stuk dat van aard is om precies de staat weer te geven van zijn bestaansmiddelen en lasten.
Het verzoekschrift wordt neergelegd in het dossier van de gerechtelijke reorganisatie.
De partijen worden door de griffier bij gerechtsbrief opgeroepen om te verschijnen op de zitting die de rechter bepaalt. De oproeping vermeldt dat het verzoekschrift en de bijkomende documenten in het register kunnen worden geraadpleegd.
De neerlegging van het verzoekschrift schort de middelen van tenuitvoerlegging op.
§ 4. Indien de rechtbank de vraag inwilligt, kan de natuurlijke persoon die kosteloos een persoonlijke zekerheid heeft gesteld voor de schuldenaar, het voordeel van de opschorting genieten en in voorkomend geval, de gevolgen van het minnelijk akkoord, het collectief akkoord en de schuldkwijtschelding bedoeld in artikel XX.96.
§ 5. Het vonnis dat de vordering toekent wordt door toedoen van de griffier in het register neergelegd en bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.55. [
1 Schuldvergelijking tussen schuldvorderingen in de opschorting en schulden ontstaan tijdens de opschorting is enkel toegestaan indien deze verknocht zijn.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.56. [
1 § 1
. Niettegenstaande enige andersluidende contractuele bepaling maakt de aanvraag of opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie geen einde aan de lopende overeenkomsten noch aan de modaliteiten van hun uitvoering.
De contractuele wanprestatie van de schuldenaar voorafgaand aan de toekenning van de opschorting maakt voor de schuldeiser geen grond uit voor de beëindiging van de overeenkomst, in zoverre de schuldenaar deze wanprestatie ongedaan maakt door de overeenkomst uit te voeren binnen een termijn van vijftien dagen na hiervoor in gebreke te zijn gesteld door de schuldeiser in de opschorting, na de toekenning van de opschorting.
§ 2. Vanaf de opening van de procedure kan de schuldenaar evenwel eenzijdig beslissen de uitvoering van zijn contractuele verplichtingen op te schorten voor de duur van de opschorting met een mededeling aan de medecontractant overeenkomstig artikel XX.49, § 1, wanneer de reorganisatie van de onderneming zulks noodzakelijkerwijs vereist.
De schuldvordering voor de schade die eventueel verschuldigd zou zijn aan de medecontractant wegens die opschorting, is onderworpen aan de opschorting.
Het recht van de schuldenaar om de uitvoering van zijn contractuele verplichtingen eenzijdig op te schorten, is niet van toepassing op de arbeidsovereenkomsten.
Ingeval de schuldenaar dat recht uitoefent, kan de medecontractant de uitvoering van zijn eigen contractuele verplichtingen opschorten. Hij kan evenwel geen einde maken aan de overeenkomst enkel en alleen op grond van de eenzijdige opschorting van de uitvoering ervan door de schuldenaar.
§ 3. De strafbedingen, met inbegrip van bedingen tot verhoging van de rentevoet, die ertoe strekken op forfaitaire wijze de potentiële schade te dekken geleden door het niet nakomen van de hoofdverbintenis, blijven zonder gevolg tijdens de periode van opschorting en tot de integrale uitvoering van het reorganisatieplan ten aanzien van de in het plan opgenomen schuldeisers. De schuldeiser kan evenwel de werkelijke door de niet-naleving van de hoofdverbintenis geleden schade opnemen in zijn schuldvordering in de opschorting.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.57. [
1 Een schuldvordering die voortvloeit uit lopende overeenkomsten met opeenvolgende prestaties, met inbegrip van de contractueel verschuldigde rente, is niet onderworpen aan de opschorting in de mate dat zij betrekking heeft op prestaties verricht nadat de procedure open is verklaard.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.58. [
1 In de mate dat de schuldvorderingen ten aanzien van de schuldenaar beantwoorden aan prestaties uitgevoerd tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie door zijn medecontractant, en ongeacht of zij voortvloeien uit nieuwe verbintenissen van de schuldenaar of uit overeenkomsten die lopen op het ogenblik van het openen van de procedure, worden zij beschouwd als boedelschulden in een navolgende vereffening of faillissement of in de verdeling bedoeld in artikel XX.91 bij overdracht onder gerechtelijk gezag, voor zover er een nauwe band bestaat tussen de beëindiging van de gerechtelijke reorganisatieprocedure en die procedure.
Fiscale of sociaalrechtelijke heffingen, bijdragen of schulden in hoofdsom ook worden voor de toepassing van dit artikel beschouwd als beantwoordend aan prestaties uitgevoerd door een medecontractant.
De accessoria van fiscale of sociaalrechtelijke heffingen, bijdragen of schulden ontstaan tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie worden niet beschouwd als boedelschulden in een navolgende vereffening of faillissement.
In voorkomend geval worden de contractuele, wettelijke of gerechtelijke vergoedingen, waarvan de schuldeiser de betaling eist op grond van de beëindiging of niet-uitvoering van de overeenkomst, pro rata opgedeeld in verhouding tot het verband dat zij vertonen met de aan het openen van de procedure van gerechtelijke reorganisatie voorafgaande of erop volgende periode.
De betaling ervan wordt slechts afgenomen bij voorrang van de opbrengst van de tegelde gemaakte goederen waarop een zakelijk recht is gevestigd, voor zover die prestaties bijgedragen hebben tot het behoud van de zekerheid of de eigendom.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>